De verhoging van de roerende voorheffing is één van de fiscale maatregelen die het voorwerp uitmaken van de federale beleidsverklaring en de definitieve programmawet.

Standaard tarief RV: verhoging van 27% naar 30%

Het standaardtarief van de roerende voorheffing wordt verhoogd van 27% naar 30% voor interesten en dividenden toegekend of betaalbaar gesteld vanaf 1 januari 2017. 

Er wordt echter niet geraakt aan de gekende uitzonderingen (spaarboekjes, Letermebons, VVPRbis,…). Daarvoor blijft het tarief ongewijzigd.

Voor veel rente-inkomsten komt de nieuwe verhoging neer op een verdubbeling van het tarief op slechts vijf jaar. In die periode is het standaardtarief vier keer verhoogd:

  • op 1.1.2012: tot 21 of 25 %
  • op 1.1.2013: tot 25 %
  • op 1.1.2016: tot 27 %
  • op 1.1.2017: tot 30 %

Verhoogde roerende voorheffing 01-01-2017

Verhoogde roerende voorheffing vanaf 01-01-2017
 
De verhoging van het algemeen tarief van de roerende voorheffing van 27 % naar 30 % treedt in werking vanaf 1 januari 2017 en is van toepassing op de vanaf 1 januari 2017 betaalde of toegekende inkomsten.

Bepalend voor het tarief van de roerende voorheffing is de datum van de toekenning of betaalbaarstelling van de roerende inkomsten dividenden of interesten.

Om te anticiperen op de verhoging moet worden nagegaan of het opportuun is om nog uiterlijk op 31.12.2016 dividenden of interesten toe te kennen of betaalbaar te stellen die belastbaar zijn tegen het standaardtarief van de roerende voorheffing.

Let op. Indien de vennootschap interesten op de rekening-courant van de bedrijfsleider (RC met creditstand) boekt op 31.12.2016, dan kan dit nog tegen het tarief van 27% roerende voorheffing op voorwaarde dat de vennootschap de aangifte in de roerende voorheffing indient en zij het bedrag van de 27% roerende voorheffing ook betaalt uiterlijk op 15.01.2017.

Let op. Indien de vennootschap uiterlijk op 31.12.2016 nog een tussentijds dividend toekent, dan is er 27% roerende voorheffing verschuldigd. Ook hier moet de vennootschap dan binnen de 15 dagen na de toekenning of de betaalbaarstelling van het dividend een aangifte in de roerende voorheffing indien en het bedrag van de roerende voorheffing betalen.

RV op uitkering liquidatiereserve < 5 jaar: 17% wordt 20%

Er komt wel een corresponderende aanpassing van het RV-tarief voor de uitkering van een liquidatiereserve (los van de vereffening) ingeval de wachtperiode van vijf jaar niet gerespecteerd is.

In het kader van de zogenaamde 'liquidatiereserve' wordt in 2016 een roerende voorheffing toegepast van 17 % wanneer de uitkering van dividenden uit deze reserve plaatsvindt – los van een vereffening - minder dan vijf jaar te rekenen vanaf de laatste dag van het betreffende belastbaar tijdperk waarin de overboeking naar de reserve is gebeurd (art. 269, § 1, 8° WIB 92).

Vanaf 1 januari 2017 stijgt dit percentage van 17% naar 20% maar enkel en alleen voor de nieuwe liquidatiereserves die zijn aangelegd voor een belastbaar tijdperk dat ten vroegste verbonden is met het aanslagjaar 2018. Met andere woorden : de tariefverhoging van 17% naar 20% geldt niet ten aanzien van voorheen aangelegde liquidatiereserves, maar enkel ten aanzien van de aangroei ervan vanaf 1 januari 2017.

Ingeval van een “snelle uitkering” van liquidatiereserves aangelegd in een boekjaar gekoppeld aan aanslagjaar 2018 en volgende vanaf 2017 zal de vennootschap dus bij de aanleg 10% vennootschapsbelasting verschuldigd zijn en bij de uitkering 20% roerende voorheffing moeten inhouden.

Voor de reeds vóór 01.01.2017 aangelegde liquidatiereserves geldt de RV-verhoging niet. Na een wachtperiode van vijf jaar kan de kleine vennootschap deze aangelegde liquidatiereserves uitkeren tegen 5% roerende voorheffing (art. 269, §1, 8° WIB 92).

VVPR-bis dividend: 20% en 15% RV blijft

Het systeem voor de zgn. VVPR-bis-dividenden wijzigt niet. Een VVPR-bis dividend is een dividend uit nieuwe aandelen van een kleine vennootschap (art. 15 W.Venn.) in ruil voor een geldinbreng sinds 01 juli 2013 (art. 269, §2 WIB 92). Het dividend uit de winstverdeling daaruit in het tweede boekjaar volgend na het boekjaar van de inbreng blijft onderworpen aan 20% roerende voorheffing. Het dividend uit de winstverdeling daaruit in het derde boekjaar volgend na het boekjaar van de inbreng blijft onderworpen aan 15% roerende voorheffing.

Wie bijvoorbeeld in oktober 2013 een kapitaalverhoging heeft gedaan in een kleine vennootschap (met balansdatum 31.12), kan op de jaarvergadering van 2017 uit de winstverdeling van boekjaar 2016 voor die aandelen een dividend tegen 15% roerende voorheffing laten uitkeren.

15% RV voor dividenden van vastgoedbevak of gereglementeerde vastgoedvennootschap

Dividenden uitgekeerd door een vastgoedbeleggingsvennootschap of door een gereglementeerde vastgoedvennootschap waren tot vóór de tax shift-wet van 26 december 2015 onder bepaalde voorwaarden onderworpen aan slechts 15 % roerende voorheffing. In de personenbelasting werden ze op overeenkomstige wijze ook afzonderlijk belast tegen slechts 15 %.

De tax shift-wet heeft deze verlaagde tarieven met ingang van 1 januari 2016 geschrapt. Daardoor waren dergelijke dividenden sindsdien onderworpen aan het algemeen RV-tarief van 27%.

Via het wetsontwerp houdende diverse bepalingen wordt het verlaagd tarief van 15 % terug hersteld ten aanzien van dividenden die worden uitgekeerd door vastgoedbevaks of gereglementeerde vastgoedvennootschappen in zoverre zij investeren in onroerende goederen waarvan minstens 60 % in de EER is gelegen en uitsluitend of hoofdzakelijk voor aan gezondheidszorg aangepaste woonzorgeenheden aangewend wordt of bestemd is. De roerende voorheffing op dergelijke dividenden daalt dus van 27 % naar 15 % vanaf 1 januari 2017.

Beleggingen in papieren zorgvastgoed worden dus vanaf 2017 aantrekkelijker. Voorbeelden: Aedifica en Care Property Invest voldoen aan de 60 % voorwaarde (minstens 60 % van haar activa investeren in zorgvoorzieningen).

Inwerkingtreding : de vanaf 1 januari 2017 betaalde of toegekende inkomsten.

Let op. Géén verlaagd RV-tarief op inkomsten uit wooncertificaten vastgoedbevak of gereglementeerde vastgoedvennootschap

Vastgoedbevaks of een gereglementeerde vastgoedvennootschap actief in de woonzorg kunnen zich ook financieren via wooncertificaten. Wooncertificaten kunnen worden aangemerkt als obligaties en genereren dus intresten.

De intresten uit wooncertificaten zijn onderworpen aan de reguliere tarieven van de roerende voorheffing: 27 % in 2016 en 30 % vanaf 01.01.2017.

Deze inkomsten kunnen niet genieten van de verlaagde voorheffing tot 15 % die geldt voor dividenden uitgekeerd door diezelfde vastgoedbevaks of gereglementeerde vastgoedvennootschappen.

In antwoord op een parlementaire vraag bevestigt de minister van Financiën het voormelde onderscheid in fiscale behandeling tussen intresten en dividenden. De minister voegt daaraan toe dat de federale regering op dit ogenblik geen plannen heeft om dit verlaagde tarief roerende voorheffing van toepassing op bepaalde uitgekeerde dividenden door te trekken naar de inkomsten toegekend aan obligatiehouders (Parl. Vraag nr. 1133 van mevr. Nahima Lanjri, 26.07.2016, Kamer, V&A, 2015-2016, QRVA 54/90 dd. 07.10.2016, blz. 349) 

Opleidingen personenbelasting

Bent u al geabonneerd op onze fiscale databank?

  • Vind snel antwoorden op uw fiscale vragen. Ontdek de meerwaarde van Practinet voor uw praktijk.

Op de hoogte blijven van onze seminaries?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief