De regering-De Croo heeft dinsdagnacht 18 mei 2021 een akkoord gesloten over de vergroening van de bedrijfswagens. Ondertussen heeft de Ministerraad een voorontwerp van wet houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit goedgekeurd. De tekst moet nu naar de Raad van State en daarna naar de Kamer.

Deze nieuwe regels gelden niet alleen in de vennootschapsbelasting maar ook in de personenbelasting. De regeling heeft dus ook gevolgen voor wie zijn beroepskosten bewijst in de personenbelasting én voor wie in bijberoep zijn privéwagen zou gebruiken voor beroepsactiviteiten.

Vergroening bedrijfswagens

Deze regeling wordt in verschillende fases doorgevoerd. Daarbij zal de aankoopdatum van de wagen determinerend zijn voor de mate van fiscale aftrekbaarheid. We geven hierna de grote lijnen weer van de hervormingsplannen.

Grote lijnen hervormingsplannen:

  1. Drie pijlers
  2. Behoud van bedrijfswagens
  3. Emissievrije wagens
  4. Wagens met fossiele brandstof
  5. Hybride wagens
  6. Emissievrije vrachtwagens en bestelwagens
  7. Installatie van laadstations bij ondernemingens
  8. Installatie van een laadstation bij particulieren thuis
  9. Solidariteitsbijdrage
  10. Rapportering aan FOD Financiën
  11. Mobiliteitsbudget
  12. Meer info

Drie pijlers 

Eerste pijler. Alle personenwagens (nieuw of tweedehands gekocht) – inclusief salariswagens, auto's voor dubbel gebruik en minibussen die zijn aangeschaft vanaf 1 januari 2026, krijgen te maken met een totaal aftrekverbod tenzij het om een emissievrije wagen gaat. Emissievrije auto's zijn elektrische auto’s en modellen die rijden op waterstof.

Voor wagens op fossiele brandstoffen is een traject afgesproken waarbij de aftrek vanaf juli 2023 tot 2028 jaar na jaar vermindert. In bestaande contracten wordt niet ingebroken.

Tweede pijler. Een tweede luik van het plan moet ervoor zorgen dat er meer laadpalen komen om de elektrificatie mogelijk te maken. Voor als particulier wie thuis een laadpunt installeert komt er een belastingvermindering. Bedrijven krijgen een hogeren aftrek van de kosten voor de installatie van laadpunten op voorwaarde dat die ook semi-publiek toegankelijk zijn. 

Derde pijler. Ten derde wordt ook het mobiliteitsbudget vereenvoudigd en verbreed, om mensen te doen kiezen voor milieuvriendelijkere vormen van woon-werkverkeer.

Behoud van bedrijfswagens 

Het behoud van de bedrijfswagens is beslist tijdens de regeringsonderhandelingen. Wel worden de bedrijfswagens gebruikt als hefboom om het Belgische wagenpark sneller elektrisch te maken. Daarom verliezen vervuilende bedrijfswagens op termijn hun fiscaal voordeel.

Aan het belastbare voordeel van alle aard voor het privégebruik van een personenwagen verandert niets (toch niet rechtstreeks).

Voor personenwagens aangekocht, gehuurd of geleased vanaf 01.09.2021 telt alleen nog de WLTP-norm om de CO2 -uitstoot van een auto te bepalen. Voor personenwagens aangekocht, gehuurd of geleased vóór 01.09.2021 zal de belastingplichtige blijvend mogen kiezen voor de gunstigere NEDC-waarde indien deze vermeld staat op het gelijkvormigheidsattest van het voertuig.

Emissievrije wagens 

De beroepskosten met betrekking tot het gebruik van een koolstofemissievrije auto’s zijn momenteel 100% fiscaal aftrekbaar. Dat blijft zo voor emissievrije personenwagens aangekocht, geleased of gehuurd tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025.

Voor koolstofemissievrije personenwagens, auto's voor dubbel gebruik en minibussen die in 2026 worden aangeschaft of geleased, bedraagt de fiscale aftrek 100 % en dit voor hun volledige looptijd.
Voor de nadien aangeschafte of geleasede wagens wordt de aftrek geleidelijk afgebouwd in functie van het jaar van aanschaf.

  • wagen aangekocht in 2026: 100 % aftrek voor de volledige looptijd;
  • wagen aangekocht in 2027: 95 % aftrek voor de volledige looptijd;
  • wagen aangekocht in 2028: 90 % aftrek voor de volledige looptijd;
  • wagen aangekocht in 2029: 82,5 % aftrek voor de volledige looptijd;
  • wagen aangekocht in 2030: 75 % aftrek voor de volledige looptijd;
  • wagen aangekocht in 2031: 67,5 % aftrek voor de volledige looptijd.

Wagens met fossiele brandstof 

In bestaande contracten wordt niet ingegrepen. Ook voor personenwagens met een verbrandingsmotor die worden aangeschaft vóór 1 juli 2023, blijft de huidige fiscale aftrek van toepassing.

Voor personenwagens met een verbrandingsmotor die tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025 worden aangeschaft, komt er een overgangsregeling die wordt afgebouwd. Voor aanslagjaar 2026 wordt de aftrekbaarheid afgetopt op maximaal 75 %. Voor aanslagjaar 2027 kan de aftrek niet hoger zijn dan 50 % en voor aanslagjaar 2028 niet hoger dan 25%. Vanaf aanslagjaar 2029 wordt er geen aftrek meer toegestaan.

Indien men tijdens de overgangsregeling op basis van de gekende gramformule uitkomt op een hoger aftrekpercentage dan bovenstaande maxima, dan wordt de aftrek gereduceerd tot die drempelwaarde. De ondergrens van 50 % en de ondergrens van 40 % worden opgeheven tijdens de overgangsregeling. . De fiscale aftrek tijdens de overgangsperiode kan dus al dalen tot 0 % (bij een uitstoot van 240 g/km voor een dieselmotor en bij een uitstoot van 253 g/km voor een benzinemotor).

Voor personenwagens met fossiele brandstof aangeschaft vanaf 1 januari 2026 wordt géén aftrek meer toegestaan.
De aftrek van 0 % gaat ook gepaard met het schrappen van de forfaitaire aftrek van € 0,15/km voor woon-werkverkeer vanaf 2026. Het forfait zal alleen nog gebruikt kunnen worden door eigenaars van een elektrische auto of van een klassieke auto die gekocht is vóór 1 juli 2023 (of vóór 2026 maar dan alleen nog in 2026-2027).

Hybride wagens 

Voor hybride personenwagens die zijn aangeschaft vóór 1 juli 2023 blijft de huidige fiscale aftrekregeling bestaan.
Voor hybride bedrijfswagens die na 1 juli 2023 worden aangeschaft, wordt de fiscale aftrekbaarheid van de benzine- of dieselkosten beperkt tot 50 %.  Op die manier worden chauffeurs gestimuleerd om elektrisch te rijden met hun hybride voertuig en wordt het gebruik van de verbrandingsmotor in dergelijke auto's  ontmoedigd.
Voor hybride personenwagens aangeschaft vanaf 1 januari 2026 wordt geen aftrek meer toegestaan.

Emissievrije vrachtwagens en bestelwagens 

Bedrijven die een emissievrije nieuwe vrachtwagen aankopen, genieten een verhoogde investeringsaftrek. Hetzelfde geldt voor de installatie van een tankinfrastructuur voor waterstof en van een elektrische laadinfrastructuur voor koolstofemissievrije vrachtwagens.

Het tarief van de verhoogde investeringsaftrek bedraagt 35 % voor investeringen in 2023. Daarna daalt het tarief geleidelijk naar 29,5 % voor investeringen in 2024, 24 % voor investeringen in 2025, 18,5 % investeringen in 2026 en 13,5 % voor investeringen in 2027.

Er zullen wel maatregelen uitgewerkt worden om te voorkomen dat massaal overgeschakeld wordt van een personenwagen op een bestelwagen, een pick-up of een motorfiets, louter en alleen om de nieuwe aftrekbeperkingen te ontwijken.

Installatie van laadstations bij ondernemingen 

Zelfstandigen en vennootschappen die tussen 1 september 2021 en 31 augustus 2024 investeren in een nieuw laadstation voor elektrische wagens, kunnen rekenen op een verhoogde kostenaftrek (nieuw art. 64quater WIB 1992).
Voor investeringen tussen 1 september 2021 en 31 december 2022 geldt een aftrekpercentage van 200 %. Tussen 1 januari 2023 en 31 augustus 2024 daalt het naar 150 %.

Vereist is dat het laadstation in nieuwe staat wordt verkregen of tot stand gebracht. De investering moet gebeuren in de periode van 1 september 2021 tot 31 augustus 2024.

Het laadstation moet minstens een deel van de dag vrij toegankelijk zijn voor derden.

Het laadstation moet intelligent zijn, in de zin dat de laadtijd en het laadvermogen moeten kunnen worden gestuurd door een energiebeheerssysteem dat vrij gekozen moet kunnen worden, los van wie de energie levert. Om de producenten van dergelijke intelligente laadstations de tijd te geven hun producten aan te passen, zal deze voorwaarde pas vanaf 2023 van toepassing zijn.

De aldus gedane investering kan worden afgeschreven ten belope van 200 % als de investering gebeurt in de periode van 1 september 2021 tot 31 december 2022; en ten belope van 150 % als de investering gebeurt in de periode van 1 januari 2023 tot 31 augustus 2024.

Installatie van een laadstation bij particulieren thuis 

Particulieren die in hun woning een nieuw laadstation voor elektrische wagens laten installeren krijgen daarvoor een belastingvermindering (art. 145/50 WIB 1992).

De uitgaven moeten betaald zijn in de periode van 1 september 2021 tot en met 31 augustus 2024.
De belastingvermindering bedraagt 45% van de uitgaven betaald in 2021 of in 2022, 30% van de uitgaven betaald in 2023 en 15% van de uitgaven betaald in 2024.

Zowel huurders als eigenaars hebben recht op de belastingvermindering. Het laadstation moet in nieuwe staat worden verkregen. Het gaan om een levering met plaatsing. Een door de belastingplichtige aangekocht en zelf geplaatst laadstation komt niet in aanmerking.

De plaatsing moet gebeuren in de woning van de belastingplichtige (zijn woning op 1 januari van het aanslagjaar).
De belastingplichtige mag de belastingvermindering nog niet gevraagd hebben voor een vorig belastbaar tijdperk. Men krijgt  slechts één kans. Als men bv. voor het belastbaar tijdperk 2021 aanspraak maakt op de vermindering, kan voor een later tijdperk geen vermindering meer worden gevraagd.

Het bedrag waarvoor een belastingvermindering kan worden verleend en waarop ze wordt berekend, is beperkt tot 1.500 EUR per laadpaal en per belastingplichtige.

Er gelden wel technologische en ecologische voorwaarden. Het laadstation moet werken op groene stroom. Daarvoor is het niet nodig om zonnepanelen te leggen. Een contract voor 100 % groene stroom met de elektriciteitsmaatschappij is ook goed. Bovendien moet het gaan om een intelligent laadstation dat digitaal aansluitbaar is op een beheerssysteem dat aan de wettelijke normen voldoet. Het moet dus laadtijd en laadvermogen kunnen sturen. Het laadstation moet ook goedgekeurd zijn door een erkend keuringsmechanisme.

Solidariteitsbijdrage 

De solidariteitsbijdrage, die de werkgever aan de RSZ verschuldigd is voor het voertuig dat hij aan zijn werknemer ter beschikking stelt dat ook privé wordt gebruikt, en berekend wordt op basis van de CO2-uitstoot, wordt sterk verhoogd (tot maal 5,50 vanaf 1 januari 2027) voor niet-emissievrije wagens aangeschaft vanaf 1 juli 2023. Voor auto's die zijn aangekocht, geleased of gehuurd vóór 1 juli 2023, blijft de bestaande berekeningswijze behouden.

Voor de emissievrije auto's is het minimumbedrag van de solidariteitsbijdrage van toepassing. Maar de minimumbijdrage zal geleidelijk worden opgetrokken (naar analogie met de stapsgewijze afbouw van de aftrek), zodat de gemiddelde solidariteitsbijdrage voor een bedrijfswagen na enkele jaren even hoog zal zijn als nu het geval is.

Rapportering aan FOD Financiën 

Het voorontwerp van wet legt werkgevers en vennootschappen de verplichting op alle gegevens bij de FOD Financiën te doen toekomen die nodig zijn om de impact te kunnen vaststellen die de verschillende maatregelen hebben op het voordeel van alle aard inzake bedrijfswagens, de fiscale aftrekbaarheid van beroepskosten in verband met bedrijfswagens, de brandstofaccijnzen en de BTW. De manier waarop dit moet gebeuren zal later bij KB worden vastgesteld.

De nieuwe verplichting geldt vanaf de dag dat de nieuwe wet in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd en zal van toepassing zijn vanaf het aanslagjaar 2022 verbonden aan een boekjaar dat ten vroegste aanvangt op 1 januari 2021.

Wie de nieuwe verplichting naast zich neerlegt, riskeert een administratieve boete van 50 tot 1.250 EUR (=  de boete bedoeld in art. 445, § 1 WIB 1992).

Mobiliteitsbudget 

De regering wil de bestaande regeling inzake het mobiliteitsbudget op verschillende punten aanpassen om de regeling te verfijnen en te versterken.

Via het mobiliteitsbudget kan de werkgever een systeem invoeren waarbij werknemers hun bedrijfswagen (of hun aanspraak daarop) kunnen vervangen door een jaarlijks budget dat kan worden besteed aan bepaalde mobiliteitsuitgaven. Het systeem bestaat uit drie pijlers. In pijler 1 kan het budget gebruikt worden ter financiering van een andere, milieuvriendelijke bedrijfswagen; in pijler 2 kan het besteed worden aan bepaalde duurzame vervoermiddelen; en wat op het einde van het jaar overblijft, wordt in pijler 3 in cash uitbetaald.

Beoogde werknemers

Vandaag komen voor het mobiliteitsbudget enkel de werknemers in aanmerking die deel uitmaken van een functiecategorie waarvoor het bij de werkgever geldende bedrijfswagenbeleid in een bedrijfswagen voorziet). Met ingang van 1 september 2021 wordt die voorwaarde geschrapt. Het mobiliteitsbudget wordt dus niet langer gekoppeld aan het behoren tot een bepaalde functiecategorie.

Vanaf 1 september 2021 volstaat het dat er een functieverandering of bevordering is en dat het loonsysteem van de werkgever respectievelijk in een hoger of lager budget voorziet, zonder dat men nog tot een andere functiecategorie moet toetreden.

Milieuvriendelijke wagen

Wie een milieuvriendelijke auto wenst als alternatief voor de afgestane bedrijfswagen zal vanaf 1 januari 2026 moet een bedrijfswagen zonder CO2-uitstoot moeten nemen om te financieren met het mobiliteitsbudget.

Zachte mobiliteit

Met ingang van 1 september 2021 worden de te financieren vervoermiddelen uit de noemer 'zachte mobiliteit' in de tweede pijler uitgebreid door volgende bestedingen toe te laten:

  • de financiering (bv. de kost van een fietslening) en de stalling (bv. de kosten van het parkeren van een fiets of bromfiets buitenshuis, zonder een verband met het gebruik van openbaar vervoer;
  • de uitrusting van de vervoermiddelen ter bescherming van de bestuurder en zijn passagiers of hun zichtbaarheid zoals bv. een fietshelm en fluohesjes (niet langer verplichte uitrusting);
  • de elektrisch aangedreven gemotoriseerde drie- en vierwielers voor zover ze ontworpen zijn voor het vervoer van personen, en in het geval van vierwielers, voor zover ze voorzien zijn van een gesloten passagiersruimte;
  • de abonnementen voor openbaar vervoer voor de verplaatsingen van de inwonende gezinsleden van de werknemer;
  • de huisvestingskosten (woning dichtbij het werk) onder de vorm van kapitaalaflossingen (naast de interesten) van hypothecaire leningen in verband met de woonplaats van de werknemer dichtbij het werk gelegen binnen een straal van maximaal 10 kilometer van de plaats van tewerkstelling (in plaats van 5 kilometer).
  • een forfaitaire voetgangerspremie van maximaal 0,24 EUR/km voor de werkelijk te voet afgelegde kilometers van en naar het werk. Idem voor de kilometers met  bv. een step.
  • parkeerkosten die gepaard gaan met het gebruik van openbaar vervoer in het woon-werkverkeer.

Let op. Wie ten laste van het mobiliteitsbudget een voetgangerspremie ontvangt, of een premie voor het gebruik van voortbewegingstoestellen in het woon-werkverkeer wordt wel uitgesloten van de algemene vrijstelling van de werkgeversbijdrage van de werkgever in de kosten van het woon-werkverkeer (de vrijstelling van 410 EUR bedoeld in art. 38, § 1, 9°, c WIB 1992).

Een werknemer die het voordeel van het mobiliteitsbudget geniet, kan met ingang van 1 september 2021 niet meer de belastingvermindering voor de uitgaven met het oog op de verwerving van een elektrisch voertuig genieten (zoals bedoeld in art. 145/28 WIB 1992).

TCO

Het mobiliteitsbudget stemt in principe overeen met de totale jaarlijkse bruto kostprijs voor de werkgever van de financiering en het gebruik van de ingeleverde bedrijfswagen : de total cost of ownership (TCO).

Met ingang van 1 september 2021 krijgt de Koning de mogelijkheid om een formule vast te leggen waarmee het bedrag van het mobiliteitsbudget moet worden berekend. Eenmaal vastgesteld zal de formule geen mogelijkheid zijn, maar wel een verplicht te volgen berekeningswijze.

Vanaf 1 september 2021 moet het mobiliteitsbudget verhoudingsgewijs beperkt worden tot het aantal kalenderdagen van het kalenderjaar waarin de werknemer deelneemt aan het mobiliteitsbudget.

Meer info

Nieuwe fiscale clubs 2024-2025

Driemaandelijkse praktijkgerichte bespreking van de fiscale actualiteit inzake personenbelasting en vennootschapsbelasting: fiscale wetgeving, parlementaire vragen, circulaires, rechtspraak alsook belangrijke op til zijnde wetswijzigingen. Met GRATIS toegang Practinet (modules PB en VenB) vanaf uw inschrijving tot 30/06/2025 !

Schrijf nu in voor onze fiscale club

Op de hoogte blijven van onze seminaries?

Schrijf je in op onze nieuwsbrief