1. Inleiding
  2. Inwerkingtreding
  3. Beperking aantal vennootschapsvormen
  4. Welke vennootschappen verdwijnen?
  5. De bv, vennootschap zonder minimumkapitaal
  6. Aandelen met meervoudig stemrecht
  7. Coöperatieve vennootschap gaat terug naar de oorsprong
  8. Eén bestuurder volstaat in een nv
  9. Plafonnering van de bestuurdersaansprakelijkheid
  10. Vzw’s: handelsactiviteiten zonder beperkingen
  11. Eén bestuurder volstaat voor een Belgische stichting
  12. Invoering van de statutaire zetelleer
  13. Structuur van het WVV

nieuw vennootschapsrech

1. Inleiding 

Op 28 februari 2019 heeft de Kamer in Plenaire vergadering het langverwachte Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen (afgekort WVV) dan toch goedgekeurd. De laatste stap is de publicatie in het Belgisch Staatsblad. Vanaf 1 mei 2019 heeft ons land bijgevolg een nieuw vennootschapsrecht.

Met het WVV tracht de wetgever België opnieuw aantrekkelijker en competitiever te maken als vestigingsland voor binnen- en buitenlandse ondernemingen en maakt men het vennootschapsrecht eenvoudiger en meer flexibel. Een greep uit de nieuwigheden:

  • De beperking van het aantal vennootschapsvormen tot 4 (in hoofdzaak): maatschap, cv, bv en nv;
  • De afschaffing van het kapitaalvereiste in de bv;
  • Invoering van een verscherpt financieel plan waaruit blijkt dat de vennootschap bij oprichting over een toereikend aanvangsvermogen beschikt;
  • Nieuwe regels bij uitkeringen (netto-actieftoets én liquiditeitstoets);
  • De invoering van aandelen met meervoudig stemrecht: zo zal u 90 % van de aandelen in uw bedrijf kunnen schenken aan de kinderen, zelf 10 % behouden en toch de meerderheid van de stemmen behouden (bij beursgenoteerde vennootschappen kan maximaal een dubbel stemrecht gelden);
  • De beperking van de bestuurdersaansprakelijkheid afhankelijk van de grootte en de omvang van de vennootschap;
  • De mogelijkheid om uit te treden uit de bv lastens het vennootschapsvermogen (zoals nu reeds bij cvba bestaat);
  • De mogelijkheid om een ontslag van een bestuurder in een nv te koppelen aan een opzeggingstermijn of vertrekvergoeding;
  • Een bestuurder met een belangenconflict mag niet langer deelnemen aan de stemming;
  • De implementering van het verenigingsrecht, naast het vennootschapsrecht, in het nieuwe wetboek.

2. Inwerkingtreding 

Het WVV treedt in werking op 1 mei 2019. Nieuwe vennootschappen die vanaf 1 mei 2019 worden opgericht, moeten direct de nieuwe regels toepassen.

Voor reeds bestaande vennootschappen, verenigingen en stichtingen worden de nieuwe dwingende regels van kracht op 1 januari 2020, zijnde :

  • de omvorming kapitaal in de BV in statutair onbeschikbaar eigen vermogensrekening,
  • de nieuwe benamingen en afkortingen,
  • de regeling winstuitkering BV en
  • de alarmbelprocedure.

Bestaande vennootschappen krijgen steeds een "opt-in" mogelijkheid. Vanaf mei 2019 kan iedere vennootschap vrijwillig de nieuwe regels toepassen en vanaf dat ogenblik valt de vennootschap die ervoor kiest dan ook onverkort onder die nieuwe regels. Dit vereist evenwel een statutenwijziging.

Om ook formeel aan te sluiten bij het nieuwe recht en de statuten aan te passen, krijgen de bestaande vennootschappen, verenigingen en stichtingen de tijd tot 1 januari 2024, tenzij de vennootschap voordien reeds een statutenwijziging doorvoert. Vanaf de eerste statutenwijziging na 1 januari 2020, zal de vennootschap aan alle nieuwe regels dienen te voldoen.

Indien zij op 1 januari 2024 nog niet zijn omgevormd in een andere vennootschapsvorm, zullen zij op die datum van rechtswege omgezet worden in de dichtst aanleunende rechtsvorm. Het gaat om de volgende omzettingen:

  • De Comm. VA wordt een naamloze vennootschap met een enige bestuurder;
  • De landbouwvennootschap wordt een VOF, of indien er stille vennoten zijn een CommV;
  • Het ESV wordt een VOF;
  • De CVOA wordt een VOF;
  • De CVBA die niet aan de definitie van de coöperatieve vennootschap voldoet, wordt een bv.

Sanctie. De leden van de bestuursorganen van vennootschappen die op deze wijze van rechtswege worden omgevormd, dienen binnen de zes maanden na deze omvorming een algemene vergadering bijeen te roepen met het oog op het wijzigen van de statuten. Zij zijn persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die door de vennootschap of derden geleden wordt door het niet nakomen van deze verplichting.

3. Beperking aantal vennootschapsvormen 

Van de huidige 17 vennootschapsvormen blijven er slechts 4 (in hoofdzaak) over:

  • de besloten vennootschap (bv),
  • de naamloze vennootschap (nv),
  • de coöperatieve vennootschap (cv) en
  • de maatschap.

Alle andere vennootschappen moeten een van die rechtsvormen krijgen.

Deze 4 basisvormen werden gekozen omdat alle andere bestaande vormen juridisch tot deze kunnen worden herleid, weliswaar met varianten.

De bv, de nv en de cv zijn de drie vormen van kapitaalvennootschappen. Zij hebben een beperkte aansprakelijkheid en worden elk in hun eigenheid versterkt.

De bv zal nog meer dan nu de geprefereerde vennootschapsvorm zijn voor de kleine en (middel)grote ondernemingen. De aantrekkelijkheid van de BV wordt verhoogd door een eenvoudig standaardmodel in te voeren, met wettelijke standaardstatuten die kunnen worden aangevuld met allerhande opties die een zekere flexibiliteit moeten garanderen. De huidige kapitaal- en kapitaalbeschermingsregels voor de bvba worden vervangen door andere beschermingsmechanismen.

De nv wordt de aangewezen rechtsvorm voor de grootste en beursgenoteerde ondernemingen (alhoewel het WVV een notering voor een BV toelaat). De nv beoogt het bijeenbrengen van voldoende kapitaal om een onderneming van een zekere omvang uit te bouwen. Een eenhoofdige nv wordt mogelijk.

De cv krijgt haar eigenheid terug en zal enkel nog openstaan voor ondernemingen die daadwerkelijk het coöperatieve gedachtengoed nastreven. Het voornaamste doel van de cv moet bestaan in het voldoen aan de behoeften van haar aandeelhouders en/of in de ontwikkeling van hun economische en sociale activiteiten. De cv kan zich laten erkennen als sociale onderneming.

De maatschap is de basisvorm van de personenvennootschap en de enige vennootschapsvorm zonder rechtspersoonlijkheid, zij het met de vof of de Comm.V. als varianten met rechtspersoonlijkheid.

De vennootschap onder firma (vof) en de commanditaire vennootschap (Comm.V.) worden in het WVV dus niet afgeschaft maar worden behandeld als een maatschap met rechtspersoonlijkheid.

Indien de vennootschap enkel onbeperkt en hoofdelijke aansprakelijke vennoten heeft, dan kwalificeert zij als vof.

Heeft de vennootschap daarnaast nog beperkt aansprakelijke vennoten die niet deelnemen aan het beheer, dan kwalificeert zij als Comm.V. In beide gevallen gelden de bepalingen van de maatschap alsook een aantal bijzondere regels die voortvloeien uit hun rechtspersoonlijkheid of uit hun werking.

In het regime van het WVV kan een maatschap “stil” zijn wanneer zij wordt bestuurd door een zaakvoerder die in eigen naam optreedt zonder het bestaan van de vennootschap of de naam van de vennoten kenbaar te maken. De maatschap kan tijdelijk worden aangegaan, bijvoorbeeld voor een bepaalde werf.

M.a.w. de maatschap zal voortaan al dan niet met stille vennoten bestaan (“stille maatschap”), duurzaam of tijdelijk zijn (“tijdelijke maatschap”), en al dan niet rechtspersoonlijkheid bezitten (de vof of de Comm.V.). Persoonlijke schuldeisers zullen geen rechtstreeks beslag op de maatschapsactiva kunnen doen.

Vennootschappen kunnen zich in de toekomst ook laten erkennen als hetzij landbouwonderneming, hetzij erkende coöperatieve onderneming, hetzij (maar dan enkel de CV) sociale onderneming.

De bestaande Europese vehikels (SE (“Europese Vennootschap”), SCE (“Europese Coöperatieve Vennootschap”) en EESV (“Europees economisch samenwerkingsverband”)), blijven onveranderd, omdat deze Europees geregeld zijn en de Belgische wetgever deze niet kan schrappen of wijzigen.

Terminologie. In de bv spreken wij voortaan van aandeelhouders, bestuursorgaan en bestuurders (net zoals in de nv) i.p.v. over zaakvoerders. De termen vennoten en zaakvoerders worden gereserveerd voor vennootschappen zonder en met onvolkomen rechtspersoonlijkheid.

4. Welke vennootschappen verdwijnen? 

De onderstaande vennootschapsvormen worden afgeschaft:

  • de stille handelsvennootschap,
  • de tijdelijke handelsvennootschap, 
  • CVOA,
  • ESV,
  • LV (landbouwvennootschap),
  • EBVBA en S-BVBA,
  • Comm.VA,
  • VSO

De stille handelsvennootschap en de tijdelijke handelsvennootschap worden vervangen door de stille maatschap of de tijdelijk maatschap.

De EVBA wordt overbodig door de principiële afschaffing van de meerhoofdigheid.

De S-BVBA wordt afgeschaft omdat ze overbodig wordt, gelet op de afschaffing van de kapitaalregels voor de bv.

De VSO verdwijnt door de nieuwe afbakening tussen vennootschappen en verenigingen. De VSO als samenwerkingsvorm is in het nieuwe WVV ofwel een vennootschap ofwel een vereniging. Op heden kan een vennootschap de vorm van een vennootschap met sociaal oogmerk aannemen indien zij aan bepaalde voorwaarden voldoet. In het nieuwe WVV zal enkel nog de mogelijkheid voor een cv voorzien worden om een erkenning als sociale onderneming aan te vragen.

De CVOA (coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid wordt onder het huidig recht nog slechts weinig gebruikt. De coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid blijft bestaan, maar zal nog slechts kunnen worden gebruikt door vennootschappen die effectief het coöperatieve gedachtengoed uitdragen, wat betekent dat ze als voornaamste doel hebben om te voldoen aan de behoeften van haar aandeelhouders of het ontwikkelen van de sociaal economische activiteiten van haar aandeelhouders. Indien men in het nieuwe WVV een vennootschap wenst op te richten met rechtspersoonlijkheid, maar met onbeperkte aansprakelijkheid van de vennoten, dient men terug te grijpen naar de VOF.

De ESV wordt afgeschaft als aparte vennootschapstype. Haar eigenheid is te beperkt ten opzichte van een VOF of een CV.

De Comm.VA verdwijnt als vennootschapsvorm omdat het WVV de NV toelaat om te opteren voor een enige bestuurder. De specifieke doelstellingen van een Comm.VA kunnen ook bereikt worden via een nv of een bv waarvan de statuten op maat worden uitgewerkt.

De landbouwvennootschap (LV) wordt afgeschaft omdat ze in grote mate overeenkomt met een VOF of een gewone commanditaire vennootschap (CommV). De landbouwvennootschap wordt voornamelijk gebruikt omdat deze toegang verschaft tot bepaalde burgerrechtelijke (bv. pacht) en fiscale voordelen. In het nieuwe recht verdwijnt de landbouwvennootschap als afzonderlijke rechtsvorm, maar kunnen de VOF, de CommV, de BV en de CV een erkenning als landbouwvennootschap krijgen die toegang geeft tot voormelde voordelen.

Vanaf 1 mei 2019 zullen dus geen oprichtingen meer mogelijk zijn van afgeschafte rechtsvormen.

5. De bv, vennootschap zonder minimumkapitaal 

De huidige bvba wordt vervangen door de bv (besloten vennootschap). Beide vennootschapsvormen lijken in ruime mate op elkaar. Ze schermen allebei het privévermogen van een ondernemer af, waardoor de schuldeisers de privébezittingen niet in beslag kunnen nemen als het bedrijf in moeilijkheden komt.

Toch verandert er ook wat.

Oprichting van de bv 

De oprichting van de bv gebeurt onder het nieuwe recht ook door middel van een authentieke akte. Ook de latere inbrengen van aandeelhouders in het eigen vermogen van de vennootschap vereisen de opmaak van een authentieke akte.

In tegenstelling tot voor de bvba is voor het oprichten van een bv geen maatschappelijk kapitaal nodig. De bv heeft dus geen kapitaal meer maar wel een eigen vermogen dat bestaat uit de inbrengen van de aandeelhouders (voor zover niet terug uitgekeerd), de overgedragen winsten en de reserves. Voortaan is geen minimumkapitaal (18.550 euro) meer vereist. Zij wordt vervangen door de vereiste van een toereikend aanvangsvermogen. De bescherming van de schuldeisers wordt overgenomen door de regels rond uitkering.

De oprichters van een bv moet wel voorzien in een toereikend aanvangsvermogen. De oprichters moeten er op toezien dat de vennootschap bij haar oprichting over een eigen vermogen beschikt dat toereikend is in het licht van de voorgenomen bedrijvigheid. Dat eigen vermogen kan zowel in de vorm van inbreng in geld als inbreng in natura. Bij die beoordeling van het toereikend aanvangsvermogen mogen ook vreemde middelen in rekening worden gebracht zoals bankfinancieringen en achtergestelde aandeelhoudersleningen. Echter, men kan geen onderneming starten met louter en alleen vreemd vermogen.

Het wegvallen van de kapitaalvereisten betekent nog niet dat men in alle vrijheid een bv kan oprichten. Bij de oprichting moet er een goed uitgewerkt financieel plan liggen volgens een vast format. Het plan moet tegemoetkomen aan enkele door de wet vastgestelde criteria (zie verder).

Wie sinds 1 mei 2019 een nieuwe bv opgericht heeft dus geen minimumkapitaal meer nodig maar wel toereikend aanvangsvermogen (zie hierboven). Indien men zich oncomfortabel voelt bij de afwezigheid van een kapitaal, dan kan hieraan verholpen worden door de inbreng van de aandeelhouders op statutaire basis onbeschikbaar te stellen. Vanaf 1 januari 2020 wordt in de bestaande bvba’s het kapitaal van rechtswege omgezet in een onbeschikbare reserve die in de toekomst ook niet zal kunnen worden uitgekeerd.

Bij de inbreng in geld wordt de storting op een geblokkeerde rekening behouden, zowel bij de oprichting als bij een latere kapitaalverhoging. Bij een inbreng in natura blijft een correcte waardering aangewezen. De bestaande verplichtingen rond de quasi inbreng worden afgeschaft.

Omdat er geen kapitaal meer is, hoeft er niet meer gewerkt te worden met een uitgiftepremie om bij een kapitaalverhoging de waarde van nieuwe aandelen in overeenstemming te brengen met de waarde van de bestaande aandelen.

Net zoals bij de toekomstige nv zal de mogelijkheid van de oprichting en het bestaan van een eenpersoons-bv geïntroduceerd worden: een bv met slechts één vennoot (natuurlijk persoon of rechtspersoon).

De bv is ook flexibeler dan de bvba omdat de aandelen vrij kunnen worden verkocht. Bij een bvba is daarvoor het akkoord van de medevennoten nodig. Onder het WVV kan een bv dus een open karakter aannemen. De overdraagbaarheid van aandelen in de bv kan door de statuten volledig vrij worden geregeld. Een bv kan ook een publiek beroep op het spaarwezen doen zodat zij zich kan financieren via een openbare uitgifte van effecten.

Een bv kan alle effecten uitgeven die niet krachtens de wet verboden zijn, dus ook winstbewijzen, inschrijvingsrechten (warrants) en converteerbare obligaties. De bv-aandelen blijven in de regel aandelen op naam, tenzij de BV een beursgenoteerde vennootschap is en de statuten de uitgifte van gedematerialiseerde aandelen toelaten.

In principe heeft in de bv elk aandeel één stem en een gelijk aandeel in de winstdeelneming (dividenden en liquidatiesaldo). Maar onder de nieuwe wetgeving kan men daar van afwijken en is het mogelijk dat aandeelhouders van een bv over ongelijke winstrechten beschikken. Dit laat toe de uitkering van dividenden te sturen. Zulke afwijking vereist wel een statutaire bepaling.

Een bv kan dus aandelen uitgeven met meervoudig (dubbel, trippel, …) stemrecht, aandelen zonder stemrecht, al dan niet met een preferent dividend of aandelen die slechts onder bepaalde voorwaarden kunnen stemmen, met voorrecht bij vereffening, met voordrachtsrechten voor de benoeming van bestuurders.

Voorbeeld 1

BV X wordt opgericht met 10 000 EUR inbreng door 5 aandeelhouders, die elk 2 000 EUR inbrengen.

  • Default: elke aandeelhouder krijgt 200 aandelen met 200 stemmen en 20% van de winstrechten.
  • Varianten:
    • Aandeelhouder 1 is de bezieler van het beoogde project en beschikt over de nodige ervaring, maar niet over de middelen
    • Aandeelhouder 1 krijgt dubbel stemrecht (van 20 op 100 naar 40 op 120 = 33,33%) & aandeelhouders 2,3, 4 en 5 krijgen maar elk 20% van de stemrechten maar hebben een verhoogd dividendrecht
    • Aandeelhouder 5 doet enkel mee om zijn goede vriend 1 te steunen en is bereid aandelen zonder stemrecht te nemen
    • Aandeelhouder 1 krijgt meer stemrechten / meer winstdeelnamerechten naarmate het project aanslaat.

Voorbeeld 2

X werd opgericht met 10 000 EUR inbreng door 5 aandeelhouders, die elk 2 000 EUR inbrengen.
Elke aandeelhouder kreeg 200 aandelen met 200 stemmen en 20% van de winstrechten
BV X bestaat 1 jaar en heeft 5 000 EUR reserves op haar balans staan, naast de historische inbrengen.
Hoeveel is aandeelhouder 6 bereid te betalen voor 200 aandelen?  2 000 EUR
Dat zorgt voor vermogensnadeel voor bestaande aandeelhouders want werkelijke (boekhoudkundige) waarde is 3 000 EUR.

  • Default: aandeelhouder 6 zal 200 aandelen verwerven voor de prijs van 3 000 EUR met 1 stem en dezelfde winstrechten als de bestaande aandeelhouders.
  • Uitgiftepremie (1 000 EUR) is denkbaar maar niet echt meer nodig
  • Maar mogelijke compensatie door aan de nieuwe aandelen verminderd (of geen) stemrecht of verminderde winstrechten te koppelen => prijs schommelt tussen 2 000 en 3 000 EUR
  • X heeft zeer groot potentieel dat niet boekhoudkundig is uitgedrukt: aandeelhouder 6 is mogelijks bereid 5 000 EUR te betalen

Voorbeeld 3

X werd opgericht met 10 000 EUR inbreng door 5 aandeelhouders, die elk 2 000 EUR inbrengen.
Elke aandeelhouder kreeg 200 aandelen met 200 stemmen en 20% van de winstrechten.
BV X bestaat 10 jaar en heeft 5 000 EUR verlies op haar balans staan, naast de historische inbrengen.
Hoeveel is aandeelhouder 6 bereid te betalen voor 200 aandelen?  2 000 EUR
Vermogensnadeel voor aandeelhouder 6 want werkelijke (boekhoudkundige) waarde is 1 000 EUR

  • Default: aandeelhouder 6 zal 200 aandelen verwerven voor de prijs van 1 000 EUR met 1 stem en dezelfde winstrechten als de bestaande aandeelhouders
  • Geen nood aan uitgifte beneden fractiewaarde vermits er geen kapitaal meer is
  • Maar mogelijke compensatie door aan de nieuwe aandelen meervoudig stemrecht of verhoogde winstrechten te koppelen => prijs schommelt tussen 1 000 en 2 000 EUR
  • X heeft zeer groot potentieel dat niet boekhoudkundig is uitgedrukt: aandeelhouder 6 is mogelijks bereid 2 500 EUR te betalen.

Financieel plan 

Inhoud

In het financieel plan verantwoorden de oprichters van de vennootschap de samenstelling en het toereikend karakter van het aanvangsvermogen. Onder het nieuwe vennootschapsrecht hecht de wetgever nog meer belang aan dit financieel plaan door een aantal elementen ervan wettelijk op te leggen. Het financieel plan heeft immers twee functies.

Eén, het financieel plan moet ertoe bijdragen dat oprichters niet al te lichtzinnig een vennootschap zouden oprichten. Het plan moet hen ertoe aanzetten grondig na te denken over de bedrijfsvoering en over de financiering. Twee, het financieel plan moet voldoende informatie bevatten om een rechter achteraf in staat te stellen de eventuele aansprakelijkheid van de oprichters te beoordelen. Een gedetailleerd plan biedt een rechter een zeker inzicht over de positie en de kennis van de oprichters bij de start van de vennootschap.

Zeven elementen

Het nieuwe WVV bepaalt dat het financieel plan minimaal 7 elementen moet bevatten:

  • een nauwkeurige beschrijving van de voorgenomen bedrijvigheid
  • een overzicht van alle financieringsbronnen en eventuele zekerheden
  • een openingsbalans en geprojecteerde balansen op 12 en 24 maanden
  • een geprojecteerde resultatenrekeningen op 12 en 24 maanden
  • een begroting van inkomsten en uitgaven voor minstens twee jaar
  • een beschrijving hypotheses voor schatting omzet en rendabiliteit
  • de naam van een externe deskundige indien die is opgetreden.

Het beroep op een externe deskundige is echter niet verplicht maar wel aangewezen. De economische cijferberoepen kunnen hier dus een belangrijke rol spelen.

Bewaring bij de notaris

De bv is niet verplicht om het financieel plan openbaar te maken. De notaris houdt het financieel plan in bewaring. Het financieel plan komt boven bij faillissement binnen drie jaar na oprichting. De curator kan het financieel plan opvragen bij de notaris ingeval van twijfel over het toereikend karakter van het aanvangsvermogen en bij discussie rond de oprichtersaansprakelijkheid van de oprichters.

Winstuitkeringen 

De afschaffing van het kapitaal brengt een volledig nieuwe regeling mee op het vlak van uitkeringen aan aandeelhouders. Het zal ook niet zomaar mogelijk zijn via dividenden of tantièmes geld uit de vennootschap te halen. Een winstuitkering kan alleen als de solvabiliteit en de liquiditeitspositie van de vennootschap dat toelaten. U kunt dus alleen een dividend of een tantième uitkeren als het netto-actief niet negatief wordt, of dreigt te worden, en alle opeisbare schulden van de komende twaalf maanden betaald kunnen worden.

Voor de bv wordt de nettoactieftest vervangen door een dubbele test, nl. de balanstest en de liquiditeitstest. Op die manier worden vennootschapsschuldeisers beschermd. Voor vennootschappen die vanaf 01.05.2019 opgericht worden, geldt die regel meteen. Voor bestaande vennootschappen zal de dubbele uitkeringstest vanaf 01.01.2020 van toepassing zijn. Winst die uitgekeerd zou worden in strijd met de dubbele test, moet teruggevorderd worden van de betrokken aandeelhouder(s).

Toepassingsgebied. De balans- en de liquiditeitstest zijn van toepassing op alle uitkeringen in de ruime zin van de bv. Ook de aankoopprijs betaald bij de inkoop van eigen aandelen valt hieronder, evenals de uitkeringen bij uittreding of uitsluiting ten laste van het vennootschapsvermogen en de steun verleend aan een koper van aandelen in het kader van de financiële bijstand.

Test 1: balanstest

Deze test moet door de AV uitgevoerd worden en is een aangepaste nettoactieftest. De AV zal maar kunnen beslissen tot uitkering als het netto actief van de bv niet zakt onder nul euro of door de uitkering negatief zou worden. Wettelijk of statutair onbeschikbare reserves mogen niet uitgekeerd worden en moeten dus in de bv gehouden worden. Daarnaast wordt het niet-afgeschreven gedeelte van herwaarderingsmeerwaarden ook als onbeschikbaar beschouwd.

Nettoactief = totaalbedrag van activa, na aftrek van de voorzieningen, de schulden, niet-afgeschreven kosten van oprichting en uitbreiding en kosten van onderzoek en ontwikkeling. Aan de passiefzijde is dit gelijk aan de inbrengen (voor zover niet terug uitgekeerd), de reserves en de overgedragen winsten.

De uitkeringsruimte wordt beoordeeld op basis van de laatst goedgekeurde jaarrekening of een recentere staat van activa en passiva. Wegens die tweede optie zal het mogelijk worden om, anders dan nu, een interim dividend toe te kennen uit de winst van het lopende boekjaar.

Oprichters of aandeelhouders mogen vrij beslissen om deze test strenger te maken door gedane inbrengen statutair geheel of gedeeltelijk onbeschikbaar te maken.

Voorbeeld 1

Actief  50 000 Historische inbrengen   20 000
Reserves 10 000
Winst van het boekjaar 5000
Schulden 15000

Deze bv kan  tot 35 000 EUR uitkeren: 35 000 activa – 15 000 schulden. Keert zij meer uit dan 35 000 EUR, dan wordt haar netto-actief negatief (zij heeft dan meer schulden dan activa).
Indien de oprichters van deze bv bijvoorbeeld 10 000 EUR historische inbrengen onbeschikbaar maken, dan kan de bv slechts 25 000 EUR uitkeren: 50 000 activa – 15 000 schulden – 10 000 onbeschikbare inbreng.

Test 2: liquiditeitstest

Nadat de AV een beslissing genomen heeft, zullen de bestuurders de liquiditeitstest moeten toepassen. Zij zullen de winst maar mogen uitkeren als het redelijkerwijs te verwachten is dat de vennootschap de schulden zal kunnen betalen die in de periode van ten minste 12 maanden na de uitkering opeisbaar worden.

Bestuurders die ondanks een negatieve liquiditeitstest toch de winst uitkeren, zullen tegenover de vennootschap en tegenover derden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle schade die uit hun beslissing voortvloeit. De bestuurders moeten over de liquiditeitstest een verslag opstellen. Vaak zal dit verslag vrij beknopt kunnen zijn, bv. door gewoon te verwijzen naar het feit dat de verhouding tussen de vlottende activa en de schulden op korte termijn hoger is dan één.

Voorbeeld 2

ACTIVA PASSIVA
Activa 100 000 Eigen vermogen 80 000
Onroerend goed 50 000 Kapitaal 50 000
Geldmiddelen 30 000 Beschikbare reserves 20 000
Voorraden 20 000 Overgedragen winsten 10 000
    Vreemd vermogen 20 000
    Lening bij bank 20 000

1.Netto-actieftest: een uitkering mag niet tot gevolg hebben dat het netto-actief negatief is/ wordt:
80 000 EUR (100 000 – 20 000).
Indien 80 000 EUR wordt uitgekeerd, dan is netto-actief gelijk aan 0 (20 000 – 20 000).
Ingeval de inbreng van 50 000 EUR statutair onbeschikbaar werd gemaakt, dan is slechts 30 000 EUR uitkeerbaar: (100 000 – 20 000 – 50 000).

2.Liquiditeitstest: is het aangewezen dat er 80 000 EUR wordt uitgekeerd, rekening houdende met het feit dat de BV een schuld van 20 000 EUR heeft uitstaan en ook andere liquiditeitsnoden heeft?

  • Wanneer is schuld aflosbaar?
  • Personeelskosten
  • Investeringen (bv. een nieuwe machine)
  • Risico onder een zwaar geschil
  • Plannen voor uitbreiding
  • Inkomsten uit activiteiten

Voorbeeld 3

ACTIVA PASSIVA
Activa  100 000 Eigen vermogen 30 000
Onroerend goed 50 000 Kapitaal 50 000
Geldmiddelen 30 000 Verliezen - 20 000
Voorraden 20 000    
    Vreemd vermogen 70 000
    Lening bij bank 70 000

1. Netto-actieftest: een uitkering mag niet tot gevolg hebben dat het netto-actief negatief is/ wordt :
30 000  (100.000 – 70.000)
Indien 30 000 wordt uitgekeerd, dan is netto-actief gelijk aan 0 (70 000 – 70 000)
Ingeval de inbreng van 50 000 EUR statutair onbeschikbaar werd gemaakt, dan is er géén uitkeringsruimte (100 000 – 70 000 – 50 000). Men moet de eerste 20 000 gebruiken om het tekort te vullen, terug uitkeringsruimte vanaf 20.001 EUR.

2. Liquiditeitstest: is het aangewezen dat er 80 000 wordt uitgekeerd, rekening houdende met het feit dat de BV een schuld van 70 000 heeft uitstaan en ook andere liquiditeitsnoden heeft?

  • Wanneer is de schuld aflosbaar?
  • Personeelskosten
  • Investeringen (bv. een nieuwe machine)
  • Risico onder een zwaar geschil
  • Plannen voor uitbreiding
  • Inkomsten uit activiteiten

Uittreding en uitsluiting in de bv 

Onder het huidige recht (W.Venn.) is een uittreding ten laste van het vermogen van de vennootschap enkel mogelijk in de coöperatieve vennootschap (cv), dankzij haar variabel kapitaal. Omwille van die uitredingsmogelijkheid was de coöperatieve vennootschap een populaire vennootschapsvorm voor de professionele vennootschappen van vrije beroepers.

In het nieuwe recht wordt de cv voorbehouden voor in de wet specifiek omschreven echte coöperatieve samenwerkingsverbanden. Zo is deze rechtsvorm bijvoorbeeld niet langer bruikbaar voor professionele vennootschappen. Daarom maakt het nieuwe recht het mogelijk om in de bv een uittredingsmogelijkheid ten laste van het vennootschapsvermogen in de statuten op te nemen. Op die manier neemt de bv een belangrijk deel van de flexibiliteit van de huidige cv over. Zulke uittreding of uitsluiting gebeurt door de uitbetaling van een scheidingsaandeel ten laste van het vermogen van de vennootschap.
De mogelijkheid tot uitreding en uitsluiting is géén standaardregel in de bv. Een uittreding of uitsluiting moet expliciet in de statuten zijn toegelaten.

Uittreding van een aandeelhouder

Van zodra de uitreding statutair is voorzien legt de wetgever wel een aantal dwingende voorwaarden op om de vennootschapsschuldeisers voldoende te beschermen.

Voorwaarden. Een uittreding kan niet gedurende de eerste drie boekjaren omdat tot zolang de oprichtingsgarantie loopt wegens kennelijk ontoereikend vermogen. Het wordt niet opportuun geacht dat een aandeelhouder de vennootschap door een uittreding verlaat gedurende de eerste drie boekjaren. Daarbij kunnen de statuten de regeling nog verstrengen en nog een langere wachttermijn na de oprichting van de vennootschap voorschrijven. Bij de uitkering van een scheidingsaandeel moet de balanstest en de liquiditeitstest worden uitgevoerd.

Tenzij de statuten anders bepalen, moet een aandeelhouder met al zijn aandelen uitreden. Een uittreding is in beginsel een gedeeltelijke vereffening. Daarnaast kan een aandeelhouder slechts uittreden gedurende de eerste zes maanden van het boekjaar, behoudens statutair afwijkende bepalingen.

De wet bepaalt duidelijk wanneer de uittreding uitwerking heeft, en wanneer het scheidingsaandeel moet worden betaald, maar ook hiervan kan statutair worden afgeweken.

Betaling scheidingsaandeel. Een uittreding geeft recht op de betaling van een scheidingsaandeel. In de statuten kunnen de vennoten vastleggen hoe de waarde van het scheidingsaandeel wordt berekend. Bij gebrek aan statutaire bepaling is de waarde van het scheidingsaandeel gelijk aan het hoogste bedrag van de historische inbreng (voor zover nog niet terug uitgekeerd) en de boekhoudkundige nettoactiefwaarde van de uittredende aandelen zoals die blijkt uit de laatst goedgekeurde jaarrekening. Deze waarde wordt berekend door de nettoactiefwaarde van de vennootschap te delen door het aantal uitstaande aandelen (in voorkomend geval rekening houdend met het soort aandelen omdat een soort aandelen een proportioneel aandeel in die nettoactiefwaarde kan vertegenwoordigen).

De uitbetaling van het scheidingsaandeel heeft voorrang op elke andere uitkering. Op het uitstaand bedrag zijn geen interesten verschuldigd. In ieder geval hebben de andere schuldeisers steeds voorrang op de aandeelhouders.

Informatieverplichting van de algemene vergadering. Het uitgangspunt blijft dat aandeelhouders in de bv elkaar kennen. Daarom moet het bestuursorgaan op de eerstvolgende gewone algemene vergadering verslag uitbrengen over de verzoeken tot uittredingen aan de aandeelhouders. Het bestuursorgaan werkt ook het aandelenregister bij en zorgt er ten slotte éénmaal per jaar voor dat de statuten worden aangepast (aanpassing van het aantal aandelen, in voorkomend geval per soort). Dat laatste is cruciaal om de statuten op dit punt ten behoeve van de aandeelhouders en derden up-to-date te houden.

Uitsluiting van een aandeelhouder

Ook de mogelijkheid om vennoten uit te sluiten zoals die vandaag bestaat in de cv – kan optioneel in de statuten van de bv worden opgenomen. Een “uitsluitingsmechanisme” kan relevant zijn. De bevoegdheid om over een uitsluiting te beslissen, wordt exclusief voorbehouden aan de algemene vergadering van de aandeelhouders.

Alarmbelprocedure in de bv 

De alarmbelprocedure heeft tot doel om op tijd de alarmbel te luiden als de financiële toestand van de vennootschap achteruit gaat. De bestaande alarmbelprocedure uit het W.Venn. wordt aangepast in functie van het verdwijnen van het kapitaalconcept van de bv en wordt op een aantal punten verbeterd.
Voortaan treedt de alarmbelprocedure, naar analogie met de uitkeringsregels aan de aandeelhouders, in werking wanneer het bestuursorgaan vaststelt dat:

  • het eigen vermogen van de bv negatief is of dreigt te worden (balanstest)
  • de liquiditeitspositie van de vennootschap in het gedrang dreigt te komen (liquiditeitstest).

Zodra een van deze beide omstandigheden zich zou voordoen, moet het bestuursorgaan de algemene vergadering bijeen roepen. Naast het informeren van de algemene vergadering beoogt de wettelijke regeling het bestuursorgaan ertoe aan te zetten om tijdige maatregelen te nemen teneinde een problematische financiële toestand te verhelpen. Het bestuursorgaan zal de maatregelen die het voorstelt toelichten in een bijzonder verslag aan de algemene vergadering van de aandeelhouders.
Enkel de algemene vergadering kan besluiten tot ontbinding van de vennootschap.

Overdracht van aandelen in een bv 

In de huidige bvba voorziet de wet in verregaande overdraagbaarheidsbeperkingen (art. 249 W.Venn.). Als een vennoot zijn aandelen in een bvba wil overdragen aan een derde dan zal hij hiervoor toestemming moeten krijgen van zijn medevennoten. Hij moet de instemming krijgen van ten minste de helft van de vennoten, die ten minste ¾ van de aandelen bezitten, na aftrek van de aandelen die worden overgedragen. De statuten hebben de mogelijkheid om deze voorwaarden verder te verstrengen maar mogen ze in geen geval versoepelen.

Het nieuwe recht behoudt het besloten karakter van de bv maar maakt van de beslotenheid een regel van aanvullend recht. De statuten mogen de overdraagbaarheid anders regelen. In tegenstelling tot de huidige bvba zal de bv onder het nieuwe recht zelf kunnen bepalen hoe besloten zij werkelijk is. De regel uit art. 249 W.Venn. blijft bestaan maar wordt een regel van aanvullend recht. Net zoals dat het geval is bij de nv mogen de statuten van een bv dus vastleggen dat de aandelen in die bv volledig vrij overdraagbaar zijn. Tussen aandeelhouders onderling kunnen ook nog conventionele overdrachtsbeperkingen worden afgesproken.

Het nieuwe recht verduidelijkt dat de instemming van de overige aandeelhouders uit een geschreven stuk moet blijken. Zij moeten hiervoor niet per se samenkomen op de algemene vergadering. Een geschreven document volstaat, getekend door alle aandeelhouders die hun toestemming geven voor de overdracht.

Wanneer de overige aandeelhouders weigeren hun instemming te geven voor de overdracht, kunnen de partijen aankloppen bij de voorzitter van de ondernemingsrechtbank zetelend in kort geding. Wanneer de voorzitter van de ondernemingsrechtbank oordeelt dat de weigering van de overige aandeelhouders willekeurig is, dan geldt het vonnis als de vereiste instemming.

Inkoop van eigen aandelen 

Het nieuw WVV versoepelt de voorwaarden waaronder een bv haar eigen aandelen kan verkrijgen. De 20% regel wordt afgeschaft. Onder voorbehoud van een beperking in de statuten van de bv zal het mogelijk zijn om meer dan 20% van de eigen aandelen in te kopen. Ook de vereiste dat de eigen aandelen na de twee jaar opnieuw moeten vervreemd worden, op straffe van nietigheid, wordt vervangen. Daarbij geldt het stelsel van inkoop van eigen aandelen dat in de nv geldt als inspiratiebron.

Wettelijke voorwaarden

Bij de inkoop van eigen aandelen moet de bv met volgende wettelijke voorwaarden rekening houden:

  1. De beslissing om over te gaan tot een inkoop van eigen aandelen moet vooraf genomen worden door de algemene vergadering. Bij de beslissing moet de algemene vergadering de aanwezigheids- en meerderheidsvereisten zoals bij een statutenwijziging naleven (75% van de stemmen).
  2. Het moet gaan om volgestorte aandelen.
  3. Het aanbod van de inkoop wordt gericht aan alle soorten aandeelhouders onder dezelfde voorwaarden per soort van effecten.
  4. De inkoop van eigen aandelen is onderworpen aan de balanstest en liquiditeitstest. De bv kan dus maar zoveel aandelen inkopen als haar uitkeerbaar vermogen haar toelaat, gelet op de aankoopprijs van de aandelen.
  5. Het maximum aantal in te kopen aandelen en de prijsvork wordt beslist door de AV.

Wanneer de bv de wettelijke bepalingen inzake de inkoop van eigen aandelen niet naleeft, zijn de ingekochte aandelen van rechtswege nietig.

Statutair te bepalen voorwaarden

De statuten van de bv kunnen wel een maximumpercentage (bv. 30%) bepalen dat de vennootschap aan eigen aandelen kan inkopen. Bovendien kunnen ook de statuten een minimum- of een maximumvergoeding opleggen.

Statuut ingekochte eigen aandelen

Bij een inkoop van eigen aandelen heeft de bv de keuze om de aandelen te vernietigen dan wel om ze aan te houden op haar balans.

Aanhouden. Wanneer de vennootschap beslist om de aandelen aan te houden, moet ze hiervoor een onbeschikbare reserve aanleggen. Het aanhouden van eigen aandelen heeft ook gevolgen voor de rechten die de aandelen met zich meebrengen. Zo worden de lidmaatschapsrechten van de ingekochte aandelen opgeschort tot dat de bv de aandelen terug vervreemdt. Ook de dividendrechten vervallen. In tegenstelling tot de vroegere regeling (art. 326 W.Venn.) staat er géén maximumtermijn meer op de mogelijkheid om de eigen aandelen in portefeuille te houden.

Vervreemden. Een bv kan haar ingekochte eigen aandelen maar vernietigen als zij de aandelen bij voorrang naar evenredigheid aanbiedt aan de bestaande aandeelhouders. Dit is een belangrijke nieuwigheid die ertoe strekt om de gelijke behandeling door te trekken tot de vervreemding.
Vernietigen. Een vernietiging van de ingekochte aandelen vereist een statutenwijziging. Een vernietiging ontheft de bv van de plicht om een onbeschikbare reserve aan te houden. Het bestuursorgaan heeft de verplichting om de vernietiging te vermelden in het aandelenregister van de bv.

Wijzigingen voor bestaande bvba’s op 1 januari 2020 

Op 1 januari 2020 worden de nieuwe dwingende regels van toepassing, ongeacht wat er in de statuten van de vennootschappen staat:

  • Het kapitaal van de bvba wordt op dat ogenblik automatisch, en dus zonder dat enige statutenwijziging vereist is, omgezet in een onbeschikbare vermogensrekening.
  • De benaming van de bvba wordt vervangen door de benaming “besloten vennootschap”, afgekort bv.
  • Winstuitkeringen zullen vanaf 1 januari 2020 onderworpen worden aan de dubbele uitkeringstesten.
  • Ook de nieuwe alarmbelprocedure zal vanaf 1 januari 2020 gelden.

6. Aandelen met meervoudig stemrecht 

Aandelen uitgeven met meervoudig stemrecht wordt in zowel de nv als de bv mogelijk. Daarvoor moeten de statuten van de onderneming wel worden gewijzigd.

Voor niet-genoteerde vennootschappen moet die statutenwijziging gebeuren met 75 % van de stemmen, voor genoteerde vennootschappen met tweederdemeerderheid (66% van de stemmen). In een genoteerde vennootschap kan alleen dubbel stemrecht toegekend worden aan de aandelen die minstens twee jaar in het aandelenregister ingeschreven zijn. Wie onmiddellijke liquiditeit wenst, kan dus geen extra loyauteitsstemrecht krijgen.

Dat het meervoudig stemrecht met maar 66 % van de stemmen kan worden ingevoerd laat toe een stevige controle van de referentieaandeelhouders te combineren met een grotere hoeveelheid vrij verhandelbare aandelen. Dat is meteen een stimulans voor buitenlandse bedrijven om naar de Belgische beurs te komen.

7. Coöperatieve vennootschap gaat terug naar de oorsprong 

Heel wat samenwerkingsverbanden in vrije beroepen worden in een coöperatieve vennootschap (cv) ondergebracht, omdat vennoten daar soepel kunnen in- en uitstappen. Maar beoefenaars van vrije beroepen die zich willen groeperen, moeten binnenkort een andere vennootschapsvorm kiezen. De cv keert terug naar haar oorsprong en is alleen voorbehouden voor vennootschappen met coöperatieve initiatieven.

‘Onechte’ coöperatieve vennootschappen wachten best niet te lang om naar een andere vennootschapsvorm over te stappen. Een omvorming naar een bv ligt daarbij voor de hand omdat men bij een bv ook vlot kunt in- en uitstappen.

8. Eén bestuurder volstaat in een nv 

In de nieuwe vennootschapswetgeving kan een nv één bestuurder hebben, terwijl er voordien minstens drie nodig waren. Bovendien kan het bijna onmogelijk gemaakt worden om die bestuurder af te zetten. Dat opent nieuwe perspectieven voor de overdracht van een familiebedrijf aan de kinderen.

Volgens de huidige regels kunnen de aandeelhouders de bestuurders van de ene op de andere dag de deur wijzen. Als de ouders aandelen schenken aan de kinderen, zitten ze dus in een onzekere situatie als ze het bedrijf verder willen leiden. Daar kan nu een mouw aan gepast worden.

De aandelen kunnen geschonken worden aan de kinderen en de pater familias kan worden aangeduid als enige bestuurder. In de statuten kan dan staan dat die een vetorecht heeft als over zijn ontslag beslist wordt. Zo wordt de klassieke regeling met een holding boven het bedrijf, om het bestuur te verankeren, overbodig.

De statuten kunnen ook een opvolger aanduiden voor het geval de enige bestuurder overlijdt

9. Plafonnering van de bestuurdersaansprakelijkheid 

Het bedrag waarvoor een bestuurder aansprakelijk kan worden gesteld, wordt geplafonneerd tussen 125.000 en 12 miljoen euro, afhankelijk van de grootte van het bedrijf.

Het bedrag waarvoor bestuurders aansprakelijk gesteld kunnen worden, wordt wettelijk beperkt volgens de grootte van de onderneming. De grensbedragen liggen tussen 125.000 EUR en 12 miljoen EUR. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat bedrag voor alle fouten te beperken, maar door een amendement komt die grens er alleen voor een toevallige lichte fout en dus niet voor herhaaldelijke lichte fouten of een grove fout.

Zo blijft van de aansprakelijkheidsbeperking niet veel meer overeind. Al is het natuurlijk de vraag wat een lichte fout is. Daar zal mogelijks discussie over ontstaan die de rechtszekerheid niet ten goede komt. Dat is het gevaar als men die begrippen, die uit het arbeidsrecht komen, zomaar transponeert naar het vennootschapsrecht.

De beperkingen gelden niet voor alle fouten. Er blijft een uitzondering voor gevallen waarin sprake is van bedrieglijke opzet en voor onbetaalde sociale bijdragen, btw en bedrijfsvoorheffing.

10. Vzw’s: handelsactiviteiten zonder beperkingen 

Voortaan vallen ook vzw’s onder het nieuwe wetboek. Ze kunnen net als vennootschappen onbeperkt winstgevende activiteiten uitoefenen. Anders dan bij vennootschappen blijft het verboden de winst uit te keren.

Het wordt wel mogelijk een nv om te zetten in een vzw. Neem een echtpaar met een eigen zaak. Ze hebben hun opvolging geregeld, maar blijven toch graag nog wat werken om iets omhanden te hebben en het contact met hun klanten te behouden. In dat geval kan van de nv een vzw worden gemaakt en kan de winst aan een non-profitorganisatie worden toegekend. Dat geeft een nieuwe dimensie aan de sociale economie.

11. Eén bestuurder volstaat voor een Belgische stichting 

Stichtingen worden opgericht om een vermogen te gebruiken voor een belangeloos doel. Een kasteel kan erin worden ondergebracht om het voor de komende generaties in de familie te houden, maar net zo goed een kunstverzameling of bepaalde fondsen om de toekomst van een gehandicapt kind mee te verzekeren.

Tot nu moest een Belgische stichting altijd drie bestuurders hebben. Daarom namen veel mensen hun toevlucht tot een Nederlandse stichting, omdat daar maar één bestuurder nodig is. Onder het nieuwe recht volstaat ook voor de Belgische stichting één bestuurder en kan een Nederlandse stichting omgezet worden in een Belgische.

12. Invoering van de statutaire zetelleer 

Onder de huidige wetgeving was het Belgisch vennootschapsrecht van toepassing als de vennootschap haar werkelijke zetel in België aanhoudt. De Belgische regelgeving geldt dus indien de vennootschap vanuit België wordt bestuurd of wordt geleid.

De wetgever wil de aantrekkelijkheid van België als vestigingsland voor internationale ondernemingen verhogen. Daarom hanteert het WVV in de toekomst de statutaire zetelleer in plaats van de werkelijke zetelleer.

In de toekomst zullen vennootschappen dus onderworpen zijn aan het Belgische vennootschapsrecht als hun statutaire zetel zich in België bevindt, ook al oefenen zij niet daadwerkelijk activiteiten uit in België of worden ze niet effectief vanuit België geleid.

Hiermee volgt België het voorbeeld van onder andere Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland die al langer de statutaire zetelleer hanteren. Op die manier probeert men een zo open mogelijk ondernemingsklimaat te creëren. De keuze voor de statutaire zetelleer biedt het voordeel van de rechtszekerheid. Van zodra een vennootschap haar zetel in België vestigt, weet zij dat zich moet onderwerpen aan het Belgisch WVV.

Verder voert het WVV ook een procedure van grensoverschrijdende zetelverplaatsing in, zowel bij emigratie vanuit België naar het buitenland als bij immigratie naar ons land. Deze zou de vorm krijgen van een grensoverschrijdende omzetting, gelijkaardig aan de procedures zoals we die nu kennen voor omzetting van een vennootschap in een andere rechtsvorm.

13. Structuur van het WVV 

In het nieuwe WVV worden alle artikelen genummerd per boek.
Boek 1. Inleidende bepalingen (vnl. definities)
Boek 2. Bepalingen gemeenschappelijk aan de rechtspersonen
Boek 3. De jaarrekening
Boek 4. De maatschap, de VOF en de Comm V
Boek 5. De BV
Boek 6. De CV
Boek 7. De NV
Boek 8. Erkenning van vennootschappen
Boek 9. De VZW
Boek 10. De IVZW
Boek 11. De stichtingen
Boek 12. Herstructurering van vennootschappen
Boek 13. Herstructurering van verenigingen en stichtingen
Boek 14. Omzetting van vennootschappen, verenigingen en stichtingen

Bent u al geabonneerd op onze fiscale databank?

  • Vind snel antwoorden op uw fiscale vragen. Ontdek de meerwaarde van Practinet voor uw praktijk.

Op de hoogte blijven van onze seminaries?