De huidige Belgische fiscale wetgeving kent een zeer ruime principiële aftrekbaarheid van intresten. In de praktijk stelt zich de vraag of intresten ook aftrekbaar zijn wanneer de lening wordt aangegaan ter financiering van een kapitaalvermindering of een dividenduitkering.
 

Interesten dividenduitkering

Strekking ‘intresten aftrekbaar’

Voorstanders van de aftrekbaarheid stellen dat de intresten verband houden met het dividend dat op zijn beurt een noodzakelijk (zelfs onafwendbaar) gevolg is van de winstgevende activiteit. Er kan ook worden geargumenteerd dat de lening eigenlijk niet in verband met de dividenduitkering staat, maar slechts naar aanleiding ervan afgesloten wordt en in werkelijkheid verband houdt met de op inkomstencreatie of -behoud gerichte exploitatie.

Anderen stellen dat de aftrekbaarheid van intresten van dergelijke leningen niet zou kunnen worden betwist, omdat de door de aandeelhouders tijdens de algemene vergadering genomen beslissing tot uitkering in hun eigen belang is, terwijl de raad van bestuur vervolgens in het belang van de vennootschap een manier moet vinden om deze uitkering daadwerkelijk uit te voeren en te financieren. Voor meer in dit verband in de rechtsleer, zie bv. GNEDASJ, S., ‘ Negentig jaar cassatierechtspraak inzake kostenaftrek’ (AFT 2016/1).

Strekking ‘intresten niet aftrekbaar’

Tegenstanders van de aftrekbaarheid van intresten van leningen ter financiering van een kapitaalvermindering of een dividenduitkering argumenteren dat een kapitaalvermindering en een dividenduitkering de vennootschap verarmen en dus niet tot doel kunnen hebben belastbare inkomsten te verkrijgen of te behouden.

Ook wordt er geargumenteerd dat niet voldaan is aan de voorwaarde van artikel 52, 2°, WIB 92. Dat artikel stelt dat intresten aftrekbaar zijn op voorwaarde dat het intresten betreft met betrekking tot van aan derden ontleende en in de onderneming gebruikte kapitalen. In het geval van een lening ter financiering van een dividenduitkering en kapitaalvermindering worden de ontleende kapitalen niet aangewend in de onderneming aangezien ze definitief worden uitgekeerd via een dividenduitkering of een kapitaalvermindering.

In die zin weigerde het Brusselse hof van beroep de intrestaftrek op grond van artikel 49 en 52, 2° WIB 92 ingeval van een dividenduitkering die gedeeltelijk met schuld werd gefinancierd (HvB. Brussel 31.01.1962). Het Brusselse hof verwierp de aftrek omdat niet voldaan was aan de finaliteitsvoorwaarde (artikel 49 WIB 92) en omdat de ontleende kapitalen niet konden worden geacht binnen de onderneming te zijn gebruikt (artikel 52, 2° WIB 92).

Vonnis van rechtbank van Antwerpen, 29 juni 2016, 15/4070/A.

In een summier gemotiveerd vonnis oordeelt de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen dat de intresten van een lening ter financiering van een kapitaalvermindering en een dividenduitkering niet aftrekbaar zijn om reden dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 49 WIB 92.

In casu ging een vennootschap over tot een vermindering van het maatschappelijk kapitaal met 350.000.000,00 EUR (uitbetaald in speciën) en keerde zij een tussentijds dividend ter grootte van 100.000.000,00 EUR uit. Ter financiering van deze beide transacties leende de vennootschap 450.000.000,00 EUR bij een verbonden vennootschap (grootmoedervennootschap).

De belastingdienst weigerde de aftrekbaarheid van de intrestlast op deze lening op basis van artikel 49 WIB 92 omdat door de lening geen verkrijging of behoud van belastbare inkomsten wordt nagestreefd. De rechtbank heeft deze stelling op basis van een erg korte motivatie gevolgd: de belastingplichtige bewijst niet "de wettelijke vereiste doelstelling van kosten (die werden gedaan of gedragen) met het oog op (verkrijging of) behoud van belastbare inkomsten".

Opleidingen vennootschapsbelasting

Bent u al geabonneerd op onze fiscale databank?

  • Vind snel antwoorden op uw fiscale vragen. Ontdek de meerwaarde van Practinet voor uw praktijk.

Op de hoogte blijven van onze seminaries?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief