Beperking van het gestort kapitaal bij belastingvrije inbreng van aandelen

Om de techniek van interne meerwaarde te ontmoedigen heeft de wetgever in 2017 de definitie van gestort kapitaal in artikel 184 WIB 1992 aangepast. Bij belastingvrije inbrengen van aandelen vanaf 01.01.2017 die behoren tot het normaal beheer van het privé vermogen, wordt enkel de aanschaffingswaarde van de ingebrachte aandelen in hoofde van de inbrenger als gestort kapitaal aangemerkt bij de ontvangende vennootschap.

Vraag aan de rulingdienst

Wat is het standpunt van de rulingdienst als de belastingplichtigen verkiezen om hun aandelen aan een nieuwe holding te verkopen (in plaats van in te brengen) en daarna de verkoopprijs (gedeeltelijk) in te brengen in het kapitaal van die nieuwe holding?

In een recente ruling (Voorafgaande beslissing nr. 2023.0400 van 11 juli 2023) werd deze vraag voorgelegd aan de rulingdienst. Het betrof een herstructurering van 5 operationele vennootschappen (OpCo's). De aandelen van de OpCo's werden aangehouden door twee natuurlijke personen A en B en de managementvennootschap van A (MgtCo A).

Om twee nieuwe investeerders (C en D) toe te laten en de structuur te vereenvoudigen werd beslist om een nieuwe holding op richten (NewHoldCo). De nieuwe holding werd opgericht door A, B, C en D.

C en D doen een belangrijke kapitaalinbreng in geld in NewHoldCo.

A, B en MgtCo A verkopen hun aandelen van de OpCo's aan de nieuwe holding die 100% eigenaar wordt van de vijf OpCo's. Daarna herinvesteren ze een belangrijk deel van de verkoopopbrengst in de NewHoldCo door een kapitaalinbreng in geld.

Aan de rulingdienst werd gevraagd of de aandelenmeerwaarden gerealiseerd door A en B kunnen worden vrijgesteld in het kader van het normaal beheer privé vermogen. Eveneens werd gevraagd of de aandelenmeerwaarde gerealiseerd door MgtCo A kan worden vrijgesteld in de vennootschapsbelasting.

Beslissing van de rulingdienst

De rulingdienst oordeelt dat de aandelenmeerwaarden gerealiseerd door de managementvennootschap vrijgesteld kunnen worden op basis van arikel 192, §1, WIB 92. Volgens de rulingdienst zijn de participatievoorwaarde (minstens 10%), de bezitvoorwaarde (minstens 1 jaar in volle eigendom) en de taxatievoorwaarde voldaan.

Maar bij de beoordeling van de vraag of de aandelenmeerwaarden gerealiseerd door A en B kaderen in het 'normaal beheer van het privévermogen' neemt de rulingdienst aanstoot aan het feit dat er niet werd geopteerd om de aandelen in te brengen, met beperking van het gestort kapitaal tot gevolg.

Door te kiezen voor de verkoop van de aandelen gevolgd door een kapitaalinbreng in geld van de verkoopopbrengst wordt volgens de rulingdienst artikel 184 WIB 92 gefrustreerd. Daar waar bij een inbreng van aandelen immers een beperkt bedrag aan gestort kapitaal wordt gecreëerd is dat bij een inbreng in geld niet het geval.

De ruling gaat uiteindelijk akkoord met de belastingvrije interne meerwaarde onder de voorwaarde dat de inbrengen in geld door A en B in toepassing van artikel 344, §1 WIB 92 worden geherkwalificeerd in een inbreng van OpCo-aandelen.

De aanvragers moesten dus akkoord gaan met deze 'vrijwillige' beperking van het gestort kapitaal om het akkoord van de rulingdienst voor de belastingvrije aandelenmeerwaarden te verkrijgen.

Zie ook voorafgaande beslissing nr. 2023.0217 d.d. 06.06.2023 waarin de rulingdienst een gelijkaardige voorwaarde oplegt.

Bent u al geabonneerd op onze fiscale databank?

  • Vind snel antwoorden op uw fiscale vragen. Ontdek de meerwaarde van Practinet voor uw praktijk.

Op de hoogte blijven van onze seminaries?