De rulingdienst spreekt zich in een eerste drietal rulings uit over de fiscale behandeling van de ‘schuld bij uittreding’ van een werknemer-ondernemer (Voorafgaande beslissingen nrs. 2023.04322023.0433 en 2023.0434 van 05.09.2023).

Een nieuwe vorm van ondernemerschap: de werknemer-ondernemer

Er zijn veel obstakels die de klassieke vorm van zelfstandig ondernemen in de weg staan, zoals de talrijke administratieve, fiscale en juridische verplichtingen die op zelfstandigen rusten. De overstap van het werknemersstatuut naar het zelfstandigenstatuut is voor velen een struikelblok.

De coöperatieve tewerkstellingsstructuren die worden opgezet maken het mogelijk om deze obstakels te overwinnen en laten mensen toe te ondernemen via het veiligere maar ook duurdere werknemersstatuut. De coöperatieve tewerkstellingsstructuur biedt enerzijds de beperkte autonomie die nodig is om te ondernemen terwijl er anderzijds toch sprake is van een arbeidsovereenkomst en van een band van ondergeschiktheid.

De werknemer-ondernemers zijn dus effectief werknemers van de coöperatieve tewerkstellingsstructuur. Ze genieten van het werknemersstatuut en zijn niet onderworpen aan het sociaal statuut van zelfstandigen.

Ontdek meer fiscale informatie in onze kennisdatabank Practinet.

De boekhouding binnen de coöperatie gebeurt volledig op analytische wijze per werknemer-ondernemer. Aan het einde van het jaar wordt het resultaat van elke ondernemer-werknemer toegewezen aan:

  • enerzijds het werkkapitaal nodig voor de activiteiten van elke loontrekkende ondernemer en
  • anderzijds aan een ‘schuld bij uittreding’ bedoeld om de uittredingskosten van de werknemer-ondernemer te dekken bij het verlaten van de coöperatie.

Deze ‘schuld bij uittreding’ wordt progressief opgebouwd op basis van één maand loonkosten per kalenderjaar aanwezigheid. Deze schuld kan ook sneller worden opgebouwd als de resultaten dit toelaten. Het maximale bedrag van deze schuld wordt vastgesteld op maximaal 6 maanden loonkosten.

Deze schuld wordt aangelegd en ingeschreven op de individuele rekening-courant van de werknemer-ondernemer en is bedoeld om de kosten gekoppeld aan de uittreding uit de vennootschap te dekken.

Ze wordt slechts uitbetaald aan de werknemer-ondernemer bij zijn vertrek uit de tewerkstellingsstructuur, ongeacht of dit vertrek vrijwillig of gedwongen is (ontslag, opzegging, overlijden, ziekte, stopzetting van de activiteit, enz.).

Fiscale behandeling van de ‘schuld bij uittreding’

In hoofde van de coöperatieve tewerkstellingsstructuur

Zoals bepaald in het intern reglement zal de schuld voor uittreding pas worden betaald wanneer de werknemer-ondernemer de coöperatieve verlaat. Hoewel het tijdstip van betaling van de uittredingsvergoeding aan de werknemer-ondernemer onzeker is (ziekte, overlijden, stopzetting van de activiteit, enz.), is de schuld contractueel zeker en het bedrag dat wordt ingeschreven op de rekening-courant vaststaand. Deze schuld kan, zelfs in uitzonderlijke omstandigheden, geen andere bestemming krijgen dan het dekken van deze uitstapkosten.

De rulingdienst bevestigt dat het bedrag dat als ‘schuld bij uittreding’ op de individuele rekening van de werknemer-ondernemer wordt ingeschreven fiscaal een zekere en vaststaande schuld is en als een aftrekbare beroepskost van de coöperatieve kan worden aangemerkt.

In hoofde van de werknemer-ondernemer

De rulingdienst bevestigt dat aangezien de werknemer-ondernemer pas op de dag van zijn vertrek uit de coöperatie over de ‘schuld voor uittreding’ kan beschikken, deze inkomsten pas op dat moment toegekend worden en dus pas bij uitbetaling belastbaar zijn.

De uitbetaling van de schuld voor uittreding heeft fiscaal de aard van een gewone bezoldiging (géén opzeggingsvergoeding) belastbaar tegen de progressieve tarieven.

Bent u al geabonneerd op onze fiscale databank?

  • Vind snel antwoorden op uw fiscale vragen. Ontdek de meerwaarde van Practinet voor uw praktijk.

Op de hoogte blijven van onze seminaries?