Toekomstige dividenduitkeringen worden ook betrokken in de zoektocht van de regering naar extra inkomsten. De regering De Wever zal de tarieven verhogen op de toekomstige voordelige dividenduitkeringen via VVPRbis en op de uitkeringen uit liquidatiereserves door vennootschappen in going concern.

Heeft u nog meer fiscale informatie nodig? Volg dan het online seminarie van professor Jan Verhoeye “wat wijzigt er fiscaal vanaf 01-01-2026” dat op vrijdagvoormiddag 12 december 2025 wordt georganiseerd door Practicali
1. Uitkeringen VVPRbis (art. 269 § 2 WIB 1992)
Vennootschappen kunnen onder bepaalde voorwaarden (art. 269 § 2 WIB 1992) een verlaagd tarief op roerende voorheffing toepassen bij dividenduitkeringen aan inbrengen in geld gedaan na 1 juli 2013.
Tot nu toe konden kleine vennootschappen dividenden toekennen uit de winstverdeling vanaf het derde boekjaar volgend op dat van de inbreng, tegen 15% roerende voorheffing.
Volgens het begrotingsakkoord zal dat RV tarief (bij dividenduitkering uit de winstverdeling vanaf het derde boekjaar na dat van inbreng) stijgen van 15% naar 18% in de toekomst.
Door deze verhoging van het RV-tarief zal de gecombineerde belastingdruk op winstuitkeringen (vennootschapsbelasting + roerende voorheffing) stijgen naar respectievelijk 34,4% en 38,50%.

Stijging van 15% RV naar 18% RV met overgangsregeling:
- voor vennootschappen die nu in VVPRbis stelsel zitten, zou het tarief van 15% gedurende de eerste drie jaar van de hervorming behouden blijven voor dividenden op basis van bestaande inbrengen.
- Voor nieuwe inbrengen die in het regime stappen, geldt voortaan meteen het tarief van 18% (na wachttermijn)
De wachttermijn voor verlaagd RV tarief wijzigt niet.
2. Uitkeringen uit liquidatiereserves
Kleine vennootschappen (volgens de groottecriteria van art. 1:24 §§ 1 – 6 WVV) kunnen bij de resultaatbestemming ervoor opteren om een liquidatiereserve aan te leggen uit de boekhoudkundige winst van het boekjaar. Zij betalen hierbij de gebruikelijke 10% anticipatieve heffing aan vennootschapsbelasting.
Het begrotingsakkoord wil de belastingdruk bij uitkering van liquidatiereserves in going concern na de 3 jarige behoudtermijn ook laten stijgen van 15% naar 18% . Zodat de belastingdruk even hoog is als bij een VVPRbis uitkering na 3 jaar. Die belastingdruk van 18% zal dan bestaan uit de combinatie van 10% vennootschapsbelasting bij aanleg en 9,8% roerende voorheffing bij uitkering na 3 jaar behoud van de liquidatiereserve.
De verhoging van 6,5% RV naar 9,8% RV zal niet van toepassing zijn op de reeds opgebouwde liquidatiereserves maar enkel op nieuwe liquidatiereserves aangelegd vanaf een nog nader te bepalen datum (XX.XX.2026).
Wie dus een liquidatiereserve aanlegt vanaf de datum van inwerkingtreding van de verhoging (XX.XX.2026) op basis van boekhoudkundige winst van een boekjaar (en hierbij de 10% anticipatieve heffing betaalt), zal de liquidatiereserve na een behoud van minstens drie jaar kunnen uitkeren tegen een verlaagd RV-tarief van 9,8%. Bij eerdere uitkeringen blijft het tarief van 30% RV van toepassing. Uitkeringen van liquidatiereserves n.a.v. de ontbinding vav de vennootschap blijven volledig vrijgesteld van RV.
Door deze verhoging van het RV-tarief zal de gecombineerde belastingdruk op winstuitkeringen (vennootschapsbelasting + roerende voorheffing) stijgen :
