Tijdens het overleg met vertegenwoordigers van zowel het kabinet van Annemie Turtelboom als van Vlabel werden volgende toelichtingen gegeven bij de recente standpunten 15020, 15129, 15133 en 15142 die op de website van Vlabel werden gepubliceerd.

Standpunt 15020 pdf
Standpunt 15129 pdf 
Standpunt 15133 pdf 
Standpunt 15142 pdf
 

Een aantal standpunten over verzekeringen werden besproken. De volgende conclusie kan hierbij worden getrokken:

Standpunt 15020 (geen datum in de nota, maar datum is 19/6/2015) en 15129 van 28/9/2015

Dit standpunt handelt over verzekeringen voor, door en tussen echtgenoten die gehuwd zijn in een gemeenschapsstelsel. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de premies werden betaald met gemeenschappelijke gelden.

De verzekeringen die op naam van de langstlevende staan en door hem of haar werden aangegaan moeten alleen worden aangegeven wanneer het verzekeringen betreft waarin dezelfde langstlevende ook gerechtigd is als begunstigde. Als een echtpaar getrouwd is in een gemeenschapsstelsel en er bestaan verzekeringen afgesloten door beide echtgenoten, waarbij elke echtgenoot nemer en verzekerde is van een of meerdere contracten en de andere echtgenoot is van deze verzekering de begunstigde, dan is de uitkering van de verzekering van de overledene belastbaar (normaal de helft van de uitkering tenzij de premies zouden betaald zijn uit het eigen vermogen).

De verzekering op naam van de langstlevende moet enkel worden aangegeven als de langstlevende hiervan, wanneer dan ook in de toekomst, begunstigde is. Ingeval de verzekering aan de langstlevende zal uitkeren, ongeacht op welk tijdstip in de toekomst, is de afkoopwaarde op de dag van overlijden voor de helft belastbaar in hoofde van de langstlevende aangezien dit door de derde alinea van §1 van artikel 2.7.1.0.6 dit als een fictief legaat beschouwd in hoofde van deze langstlevende. Dit kan alleen van toepassing zijn op gemengde verzekeringen aangezien dit soort verzekeringen zowel uitkeert bij overlijden van de verzekerde als bij het bereiken van een afgesproken tijdstip of de leeftijd van de verzekerde. Deze redenering wordt (nog) niet toegepast op reserves van groepsverzekeringen die ook gemengde verzekeringen zijn.

Een zuivere overlijdensverzekering die bij het overlijden van de langstlevende zal uitkeren aan zijn of haar nalatenschap (of eventueel subsidiair aangeduide begunstigden), is pas op dat ogenblik belastbaar. Zelfs mocht de langstlevende de verzekering afkopen zal op de uitgekeerde afkoopwaarde geen successierecht verschuldigd zijn, ongeacht het tijdstip van de afkoop. Dit is het standpunt dat vandaag door Vlabel wordt ingenomen.

Tip 1:
om successierechten op verzekeringen op naam van de langstlevende te voorkomen is het dus aangewezen om enkel levenslange overlijdensverzekeringen aan te raden. De combinatie is telkens dat elke echtgenoot de verzekering afsluit op het eigen hoofd met de andere echtgenoot als begunstigde.

Tip 2:
het gebeurt dat echtgenoten de verzekeringen gekruist afsluiten, dit wil zeggen de man op het hoofd van zijn vrouw met zichzelf als begunstigde en de vrouw op het hoofd van haar man met zichzelf als begunstigde. Dit is ten stelligste af te raden aangezien de uitgekeerde verzekering in hoofde van de langstlevende belastbaar is voor de helft (de premies werden immers met gemeenschapsgeld betaald). De andere verzekering is echter ook belastbaar hoewel deze pas zal uitkeren bij overlijden van de verzekerde, zijnde de langstlevende echtgenoot (toepassing van het tweede lid van artikel 2.7.1.0.6) want door het overlijden van de nemer die tevens begunstigde is, wordt dit een verzekering ten voordele van de nalatenschap van de nemer. Als dit een zuivere overlijdensverzekering is kan deze in principe ook niet afgekocht worden zodat deze verzekering blijft lopen tot het overlijden van de verzekerde. De langstlevende moet dus als erfgenaam van de nalatenschap van haar echtgenoot successierechten betalen (hij of zij is van deze nalatenschap normaal minstens vruchtgebruiker) op geld dat pas zal vrij komen bij het eigen overlijden.

Standpunt 15133 van 12/10/2015

Dit standpunt handelt over de heffing van de schenkbelasting bij het schenken van een polis van een levensverzekering waarbij achteraf het kapitaal van de verzekering wordt uitgekeerd aan de begunstigde die tevens begiftigde was van de schenking.

Een schenking van een polis van de verzekering aan de begunstigde van de verzekering via notariële akte wordt belast met een schenkbelasting op de afkoopwaarde van de verzekering. Indien nadien deze verzekering bij overlijden van de verzekerde uitkeert aan de begunstigde van de verzekering (die dus ook de begiftigde was van de schenking) zal hierop, volgens het standpunt dat Vlabel heeft ingenomen door de begunstigde ook nog een successierecht verschuldigd zijn. Tijdens de vergadering werd meegedeeld dat de toepassing ervan zal plaats vinden vanaf 1/1/2016. Deze datum werd nergens gepubliceerd (ook niet in het standpunt), maar is blijkbaar een interne afspraak, misschien om bepaalde nuanceringen in het standpunt nog te kunnen publiceren.

Uiteraard is er geen successierecht meer verschuldigd als de polis op datum van overlijden van de verzekerde niet meer bestaat, dus vooraf is afgekocht. Hoeveel tijd er moet verlopen zijn tussen de afkoop en het overlijden is niet duidelijk. Als de uitkering bij overlijden belast wordt op basis van artikel 2.7.1.0.6 §1, eerste lid zou een afkoop in de drie jaar voor het overlijden belast kunnen worden op basis van hetzelfde artikel, maar dan §1, tweede lid. Het enige verschil tussen beide situaties is dat ingeval van afkoop de verzekeringsmaatschappij geen verplichting meer heeft om de administratie hiervan op de hoogte te brengen. Het spreekt voor zich dat de burger deze afkoop wel zou moeten aangeven, maar dat werd niet verduidelijkt.

Uit het gesprek bleek overduidelijk dat Vlabel een standpunt inneemt dat volkomen tegenovergesteld is aan het standpunt dat door de rechtsleer en de verzekeringssector ingenomen wordt (vandaar de nogal gespierde reacties in de media). Het is daarenboven ook tegengesteld aan het standpunt dat voordien door de FOD Financiën werd ingenomen en dat nog steeds in Brussel en Wallonië van toepassing is.

Opmerkelijk was de interpretatie dat als de polis geschonken wordt aan een andere persoon dan de begunstigde van het verzekeringscontract en dat als deze begiftigde de begunstiging in zijn eigen voordeel zou omzetten er bij overlijden van de verzekerde geen successierecht zou geheven worden. Een concreet voorbeeld: een man heeft een verzekering afgesloten op zijn hoofd, met zijn echtgenote als begunstigde. Hij schenkt de polis aan zijn zoon. Nadat alle formaliteiten bij de maatschappij vervuld zijn, wijzigt de zoon de begunstiging in zijn eigen voordeel. Volgens de interpretatie die Vlabel aan deze procedure geeft is er geen successierecht verschuldigd bij overlijden van de vader (=verzekerde).

Tip 1:
in de hoop op een bijsturing van het standpunt van Vlabel inzake schenkingen van verzekeringen moet ik dus aanraden om ervoor te zorgen dat de begunstigde van de polis, minstens op het ogenblik van de schenking, niet de begiftigde van de schenking is. Zo heeft de begiftigde de mogelijkheid om, als overnemer van alle rechten van de verzekeringnemer, de begunstiging te wijzigen.

Tip 2:
zolang het standpunt van Vlabel over bestaande schenkingen niet is bijgestuurd of duidelijk is gemaakt vanaf wanneer deze regeling geldt (is ze ook van toepassing voor situaties waarbij de schenkingen dateren uit het verleden maar het overlijden van de verzekerde zich voordoet na 12/10/2015 (hoewel dit standpunt op de website werd gezet op 28 oktober en deze datum nergens meer terug te vinden is) of geldt het enkel voor situaties in de toekomst (zowel waarbij de schenking als voor de uitkering zich voordoen na 12/10/2015)?) is het aangewezen om ingeval van een aangekondigd overlijden van de verzekerde, de verzekering af te kopen. Een mogelijk verlies van kapitaal of belasting onder de vorm van een voorheffing zijn nog altijd te verkiezen boven een dubbele taxatie, zeker als deze taxatie bij overlijden zich situeert aan het tarief vreemden.

Standpunt 15142 van 26/10/2015 (publicatie op 10/11/2015)

Dit standpunt heeft betrekking op verzekeringen die gebruikt worden om een terugkeerbeding te realiseren dat door de schenker werd bedongen in de schenkingsakte of overeenkomst van vrijgevigheid. In het standpunt worden drie situaties aangehaald waarvan enkel de terugkeer onder nummer 2 voorwerp is van discussie.

Het standpunt dat besproken wordt onder 1 is een terugkeer van een geschonken polis door vooroverlijden van de begiftigde. Het spreekt voor zich dat in een dergelijke situatie geen successierecht verschuldigd is door de schenker aangezien, volgens de bepalingen van het burgerlijk wetboek, de schenking geacht wordt nooit te hebben plaats gevonden.

Het standpunt dat besproken wordt onder punt drie (schenking met een zogenaamde fideï commis de residuo) is een werkwijze die in de praktijk zelden met verzekeringen gerealiseerd wordt.

Het standpunt dat besproken wordt onder punt 2 bevat drie combinaties waarvan de eerste en de tweede combinatie in de praktijk zelden gebruikt worden om het terugkeerbeding te realiseren. Een verzekering op het hoofd van de schenker is trouwens een minder geslaagde methode om de terugkeer te realiseren tenzij de nemer (die begiftigde was van een geldsom) afstand zou doen van zijn rechten om bij zijn vooroverlijden deze rechten, waaronder dus ook het recht van afkoop, zou overdragen aan de schenker.

Enkel de derde combinatie (laatste alinea van bespreking onder punt 2) was het voorwerp van discussie. Blijkbaar viseert deze bepaling volgens de aanwezigen van Vlabel enkel de situatie waarbij een begiftigde een verzekering afsluit ter dekking van de terugbetaling van het geschonken kapitaal (bvb onder de vorm van een overlijdensverzekering in het voordeel van de schenker waarbij het verzekerd bedrag het bedrag van de schenking is en de premiebetaling gebeurt met gespreide betalingen).

Als daarentegen in de schenkingsakte of overeenkomst van vrijgevigheid voorzien is dat ter garantie van de terugkeer door de begiftigde een verzekering moet worden afgesloten in het voordeel van de schenker(s) of indien in de afgesloten verzekering bij de begunstiging een clausule is opgenomen dat het kapitaal toekomt aan de begunstigde ingevolge bepaling inzake de bedongen terugkeer in de schenkingsakte of overeenkomst van vrijgevigheid, dan is er op deze uitkering geen successierecht verschuldigd door de begunstigde van de verzekering (de schenker die de terugkeer in zijn voordeel heeft bedongen). Deze interpretatie blijkt helemaal niet uit de formulering van de tekst, maar heeft als gevolg dat de in de praktijk meest voorkomende situaties niet geviseerd worden door dit standpunt. Er werd bevestigd dat het standpunt dat destijds door de FOD Financiën werd ingenomen met de beslissing die gepubliceerd werd onder nummer S8/30-01 (beslissing van 22/2/2007) gevolgd wordt (zonder dat ernaar verwezen werd in het standpunt, wat in andere standpunten wel regelmatig gebeurt). Het spreekt voor zich dat de voorwaarde die in de beslissing S8/30-01 is opgenomen en waarin gesteld wordt dat het bewijs moet geleverd worden dat de terugkeer niet herroepen werd in de praktijk onmogelijk kan geleverd worden. Hoe kan immers iets bewezen worden dat niet is gebeurd.

Tip:
zorg ervoor dat bij een schenking of in een vrijgevigheidsovereenkomst waarin een terugkeer wordt bedongen voorzien wordt dat de terugkeer mogelijk is door middel van een investering in een verzekering en dat, als dit effectief via deze weg gaat gerealiseerd worden, in de verzekering een clausule wordt opgenomen dat deze verzekering wordt afgesloten ter uitvoering van de verbintenis om de geschonken som ten belope van het geschonken kapitaal (exacte bedrag opnemen) terug te laten keren naar de schenker. Hierbij is het van belang om in de schenkingsakte of de overeenkomst van de vrijgevigheid te stipuleren wat er van toepassing zal zijn indien het kapitaal dat uitgekeerd wordt groter is (als gecumuleerde opbrengsten deel uitmaken van het uitgekeerde kapitaal) of kleiner (als bvb geïnvesteerd werd in een tak 23 verzekering of als bij de vrijgevigheid eveneens gestipuleerd werd dat periodiek tegemoetkomingen moesten worden betaald aan de schenker) dan het bedrag van de schenking. Een mogelijke formulering hierover is hieronder te vinden:

"De schenkers verklaren ermee akkoord te gaan dat ten aanzien van de erfgenamen van de begiftigde voldaan is aan de verplichting van terugkeer, indien de gelden door de begiftigde belegd zijn in een verzekeringscontract in het voordeel van de schenkers, zelfs al zou het uitgekeerde kapitaal minder zijn dan de geschonken som of de waarde van de geschonken effecten."

Opleidingen successieplanning

Bent u al geabonneerd op onze fiscale databank?

  • Vind snel antwoorden op uw fiscale vragen. Ontdek de meerwaarde van Practinet voor uw praktijk.

Op de hoogte blijven van onze seminaries?

Schrijf u in voor onze nieuwsbrief