De wet van 9 februari 2017 (pdf) werd gepubliceerd op 20 februari 2017 in het Belgisch Staatsblad en  voert de nieuwe innovatie aftrek in onze vennootschapsbelasting in. Deze aftrek vervangt de aftrek voor octrooi-inkomsten die werd opgeheven met ingang van 1 juli 2016 door de wet van 3 augustus 2016 houdende dringende fiscale bepalingen. De nieuwe innovatie aftrek treedt retroactief in werking voor inkomsten vanaf 1 juli 2016 (Parl. St. Kamer 2016-17, nr. 54-2235/005).

De nieuwe innovatie aftrek voldoet aan de afspraken in het kader van Actiepunt 5 van het BEPS-actieplan (Base Erosion and Profit Shifting ) van de OESO.

Nieuwe innovatieaftrek

Kenmerken van de nieuwe aftrek

Dankzij de nieuwe innovatie-aftrek kunnen vennootschappen (of vaste inrichtingen van buitenlandse vennootschappen) 85 % van de netto-inkomsten uit kwalificerende intellectuele eigendomsrechten (IE-rechten) in mindering brengen van hun belastbare basis. De innovatieaftrek mag dus niet worden berekend op de bruto-inkomsten, maar op de netto-inkomsten.

Bovendien worden de netto-inkomsten worden slechts in aanmerking genomen in verhouding van het aandeel van de eigen O&O-uitgaven in het geheel van alle O&O-uitgaven die betrekking hebben op deze intellectuele eigendomsrechten. Deze beperking noemt men de zgn. nexus-breuk.

Indien het aftrekbaar bedrag hoger uitkomt dan de belastbare grondslag van de vennootschap, wordt het saldo onbeperkt in de tijd overgedragen naar de volgende jaren. De nieuwe aftrek is dus overdraagbaar naar een volgend belastbaar tijdperk.

In principe betreft het een fiscale aftrekbewerking na de DBI-aftrek. Maar in de mate dat de aftrek betrekking heeft op inkomsten tijdens de aanvraagperiode van een kwalificerend intellectuele eigendomsrecht, wordt deze aftrek tijdelijk en voorwaardelijk toegestaan via de belastingvrije reserves (nieuw art. 194quinquies WIB 1992).

We kunnen de aftrek voorstellen aan de hand van volgende  formule :

AFTREK = 85 % x NETTO INKOMSTEN INTELLECTUELE EIGENDOM x NEXUS-BREUK

Beoogde intellectuele eigendomsrechten

Het toepassingsgebied is aanzienlijk uitgebreid. De nieuwe innovatie-aftrek is niet alleen van toepassing op octrooien en aanvullende beschermingscertificaten (ABC’s), maar ook op een hele reeks bijkomende intellectuele eigendomsrechten:

  • auteursrechtelijk beschermde computerprogramma’s die zijn voortgevloeid uit een onderzoeks- of ontwikkelingsprogramma zoals gedefinieerd in het kader van de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing voor onderzoekers (art. 275-3, § 3 WIB 1992);
  • kwekersrechten m.b.t. gewassen die zijn aangevraagd of verworven na 30 juni 2016;
  • weesgeneesmiddelen, voor de eerste 10 jaar van inschrijving in het Europees Register en indien aangevraagd of verworven na 30 juni 2016. Weesgeneesmiddelen zijn geneesmiddelen voor een zeldzame ziekte waarvoor een bijzondere regeling geldt om investeringen door de farmaceutische industrie aantrekkelijk te maken;
  • van overheidswege toegekende data- of marktexclusiviteit voor gewasbeschermingsmiddelen, voor geneesmiddelen voor menselijk of diergeneeskundig gebruik of voor weesgeneesmiddelen, voor de eerste 10 jaar, ongeacht of die exclusiviteit wordt toegekend op grond van de Europese regels, nationale bepalingen of bepalingen van internationaal recht.

Zowel zelf ontwikkelde als extern verworven intellectuele eigendomsrechten komen in aanmerking.

De formele voorwaarde van ontwikkeling of verbetering in een onderzoekscentrum is geschrapt.

De belastingplichtige moet volle eigenaar, mede-eigenaar, vruchtgebruiker, licentiehouder of rechtenhouder zijn.

Kwalificerende innovatie inkomsten?

In vergelijking met de vroegere octrooi-aftrek kent de nieuwe aftrek een veel ruimere waaier aan kwalificerende inkomsten : licentievergoedingen, royalty's inbegrepen in de prijs van (beschermde) goederen of diensten, notionele royalty's voor beschermde producten of werkwijzen aangewend in het 'productieproces' van de gecommercialiseerde goederen of diensten (“notionele”' royalty's), inkomsten uit de verkoop van intellectuele eigendomsactiva, en schadevergoedingen naar aanleiding van een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht (nieuw art. 205/1, § 2, 1° WIB 1992).

Licentievergoedingen komen in aanmerking voor de innovatie-aftrek, ongeacht de vorm: royalty’s, vaste vergoedingen, voorwaardelijke vergoedingen zoals milestones, enz.

Als de vennootschap het intellectueel eigendomsrecht zelf exploiteert door beschermde diensten of goederen te verkopen, kan de nieuwe innovatie-aftrek worden toegepast op de hypothetische licentievergoeding die de vennootschap zou ontvangen indien ze daarvoor een licentie zou hebben toegestaan aan een onafhankelijke derde, ook wel ‘inbegrepen royalty’s’ genoemd.

Om procesinnovatie aan te moedigen wordt een extra categorie toegevoegd: “notionele” royalty's voor beschermde producten of werkwijzen aangewend in het productieproces van de gecommercialiseerde goederen of diensten. Op die manier ook de hypothetische licentievergoeding die de vennootschap zou ontvangen voor een beschermd productie- of leveringsproces ook in aanmerking voor de innovatieaftrek.

Schadevergoedingen die een vennootschap ontvangt naar aanleiding van een inbreuk op haar intellectuele eigendomsrechten, komen voortaan in aanmerking.

Ook de vergoeding die men ontvangt bij de vervreemding van intellectuele eigendomsrechten komt onder bepaalde voorwaarden in aanmerking voor de innovatie-aftrek. Het gaat dan om intellectuele eigendomsrechten die de aard van vast actief hebben. Voor zelf ontwikkelde intellectuele eigendomsrechten die niet wordt geboekt, moet het recht ten laatste tijdens het vorige belastbare tijdperk tot stand zijn gebracht. Voor verworven, niet zelf ontwikkelde intellectuele eigendomsrechten moet de aanschaffing minstens 24 maanden vóór de vervreemding zijn gebeurd.

De ontvangen vergoeding moet wel binnen vijf jaar integraal worden geherinvesteerd in “eigen” O&O-uitgaven voor andere intellectuele eigendomsrechten. Ingeval van niet (volledige) herinvestering van de verkoopprijs moet het volledig vrijgesteld bedrag als belastbare winst worden aangemerkt.

Nettoberekening

Deze inkomsten komen slechts voor hun nettobedrag in aanmerking (nieuw art. 205/2 WIB 1992).

De nieuwe aftrek wordt berekend op de innovatie-inkomsten, verminderd met alle uitgaven die rechtstreeks en uitsluitend betrekking hebben op het desbetreffend intellectueel eigendomsrecht en die in kosten zijn opgenomen. Het gaat om de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling die door de vennootschap zelf is uitgevoerd (vb. lonen van onderzoekers), uitgaven betaald aan verbonden of onafhankelijke ondernemingen en de uitgaven voor de verwerving van een intellectueel eigendomsrecht. Interesten, uitgaven met betrekking tot terreinen en gebouwen en andere kosten die niet rechtstreeks betrekking hebben op het intellectueel eigendomsrecht, hoeven niet in mindering te worden gebracht.

Bij de nettoberekening moet de vennootschap niet alleen de gerelateerde globale O&O-uitgaven in het jaar van de inkomsten in mindering brengen, maar tevens de historische globale O&O-uitgaven opgelopen in vorige jaren.

Die historische globale O&O-uitgaven moeten maar gerekend worden vanaf de boekjaren eindigend na 30 juni 2016. Ontwikkelingskosten van boekjaren die eindigen vóór 30 juni 2016, hoeven dus niet te worden afgetrokken.

De vennootschappen krijgen de mogelijkheid om historische O&O kosten van voorgaande boekjaren gespreid in mindering te brengen van de innovatie-inkomsten. Wie kiest voor zulke spreiding moet de historische kosten lineair spreiden over een periode van maximaal zeven boekjaren.

Let op. Op het einde van de gekozen spreidingstermijn moet de vennootschap dan wel nagaan of zij dankzij de spreiding van de historische kostenaftrek géén groter voordeel heeft gekregen t.o.v. de situatie zonder spreiding. Op het einde moet de dankzij de historische kostenspreiding teveel genoten aftrek terug  in de belastbare winst worden genomen.

De historische uitgaven moeten in principe ook enkel in mindering worden gebracht in het eerste jaar waarin de aftrek voor een bepaald intellectueel eigendomsrecht wordt toegepast. Indien deze historische uitgaven meer bedragen dan de intellectuele eigendomsrecht-inkomsten, zal het saldo worden overgedragen naar het volgende jaar.

Nexus breuk

Omwille van de nieuwe OESO-richtlijnen inzake de strijd tegen belastingontwijking is de aftrek gekoppeld aan een zogenaamde 'nexus'-breuk.

Dit wordt uitgedrukt in de verhouding van de eigen O&O-uitgaven (in de teller) tot de algehele O&O-uitgaven (in de noemer) die betrekking hebben op de kwalificerende intellectuele eigendomsrecht-rechten (= de nexus-formule). De nexusbreuk ziet er als volgt uit:

'eigen' O&O-uitgaven × 130

globale uitgaven × 130 

De 'eigen' of 'kwalificerende' uitgaven in de teller van de breuk zijn deze die de vennootschap heeft gedragen voor zelf uitgevoerde O&O-activiteiten, maar ook deze betaald aan een niet-verbonden onderneming. Komen ook in de teller: O&O uitgaven betaald aan een verbonden onderneming voor zover deze verbonden onderneming de ontvangen vergoeding zonder marge doorstort aan een niet-verbonden onderneming.

Deze eigen uitgaven mogen dan nog eens verhoogd worden met 30 % zonder hoger te mogen uitkomen dan het bedrag in de noemer (nieuw art. 205/3, § 1 WIB 1992). De verhoging van 30 % mag er echter niet toe leiden dat de nexus-breuk groter is dan 1.

In de noemer van de breuk moet het volledige bedrag van de uitgaven worden opgenomen en niet alleen het gedeelte dat reeds als kost is afgetrokken (bijvoorbeeld het nog niet afgeschreven gedeelte van investering in toestellen gebruikt bij het onderzoek).  De algehele uitgaven in de noemer van de breuk zijn dan, naast de eigen uitgaven, ook deze betaald aan verbonden ondernemingen (en die niet als 'eigen uitgaven' worden aangemerkt) of de kosten van verwerving van intellectuele eigendomsrechten (zowel aankoop als licenties).

Outsourcing aan verbonden ondernemingen en uitgaven voor verwerving komen niet in aanmerking, maar moeten wel in de totale O&O-uitgaven in de noemer worden opgenomen.

O&O uitgaven. De wet geeft geen gedetailleerde definitie van wat onder O&O-uitgaven moet worden verstaan, behalve dan dat ze een rechtstreekse band moeten hebben met de intellectuele eigendomsrechten en dat interesten en onroerend goed (en daaraan gerelateerde kosten) er niet onder vallen (nieuw art. 205/1, § 2, 4° WIB 1992). De memorie van toelichting herneemt wel voor een groot stuk de voorbeelden uit het BEPS-rapport Actiepunt 5: loonkosten, rechtstreekse kosten, overheadkosten, toeleveringskosten en afschrijvingen (MvT, nr. 54-2235/001, 13 jo.).

Nexus breuk cumuleert. De nexus-breuk moet cumulatief over de jaren worden toegepast, nl. steeds rekening houdend met alle uitgaven die tijdens het belastbaar tijdperk en de voorgaande belastbare tijdperken zijn gedaan. Omdat moeilijk kan verwacht worden dat vennootschappen bewijsstukken hebben bijgehouden over alle uitgaven uit het verleden, zal tot en met aanslagjaar 2019 een overgangsregeling gelden waarbij de nexus-breuk wordt bepaald op basis van de uitgaven van de recentste aanslagjaren.

Per intellectueel eigendomsrecht afzonderlijk. In principe moet de berekening van de netto-inkomsten en de nexus-breuk gebeuren voor elk intellectueel eigendomsrecht afzonderlijk. De inkomsten en kosten moeten dus specifiek worden toegewezen. Als dat praktisch niet of moeilijk uitvoerbaar is (bijvoorbeeld als één product of dienst steunt op een groot aantal verschillende intellectuele eigendomsrechten), mogen de inkomsten en kosten per type product of dienst, of per groep van producten of diensten, worden bepaald.

Documentatieplicht

Om te kunnen nagaan of de netto-inkomsten en de nexus-breuk correct zijn vastgesteld, zal de vennootschap worden onderworpen aan een uitgebreide documentatieplicht. De vennootschap zal bewijsstukken moeten bijhouden over de werkelijke waarde van verworven intellectuele eigendomsrechten, het bedrag van de innovatie-inkomsten en de uitgaven die wel en niet in aanmerking komen (‘tracking and tracing’).

Combinatie van octrooiaftrek en innovatieaftrek

De vennootschap kan ervoor kiezen om de vroegere octrooiaftrek toe te passen op octrooi-inkomsten die tot 30 juni 2021 worden behaald onder de overgangsregeling (art. 543 WIB 92). Dat is enkel mogelijk voor zelf ontwikkelde octrooien die vóór 1 juli 2016 werden aangevraagd en verbeterde octrooien en licenties op octrooien die vóór 1 juli 2016 zijn verworven.

Kiest de vennootschap via de overgangsregeling voor de ‘oude’ octrooiaftrek dan kan zij niet overschakelen naar de nieuwe innovatieaftrek voor hetzelfde octrooi. De keuze voor de overgangsregeling is onherroepelijk en geldt voor alle boekjaren die afsluiten vóór 1 juli 2021.

Vennootschappen moeten dus afwegen welke aftrek in de praktijk het voordeligst uitvalt. Daarbij moeten zij rekening moeten houden met de verschillen tussen de octrooiaftrek en de innovatieaftrek, nl. de aftrek van de kosten van het lopende boekjaar en de kosten van vorige boekjaren, de nexus-breuk, het hogere percentage van de innovatieaftrek, de ruimere omschrijving van de innovatie-inkomsten onder de nieuwe regeling, de overdraagbaarheid van de innovatieaftrek, enz.

Het is mogelijk om in eenzelfde aangifte zowel de octrooiaftrek als de innovatieaftrek toe te passen, zij het voor verschillende intellectuele eigendomsrechten.

Besluit

Met de nieuwe innovatieaftrek doet België wat de OESO vroeg: de octrooiaftrek afschaffen weliswaar met een uitloopperiode van vijf jaar en met de vervanger ons land opnieuw op de kaart zetten als toplocatie voor innovatie.

Opleidingen vennootschapsbelasting

Bent u al geabonneerd op onze fiscale databank?

  • Vind snel antwoorden op uw fiscale vragen. Ontdek de meerwaarde van Practinet voor uw praktijk.

Op de hoogte blijven van onze seminaries?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief