Administratief standpunt

Eerste geval: voor een onroerend goed dat in onverdeeldheid toebehoort aan twee personen waarvan één van de twee dat onroerend goed voor x% beroepsmatig gebruikt, worden op fiscaal vlak maar afschrijvingen aangenomen door diegene die het onroerend goed beroepsmatig gebruikt in de mate dat zijn onverdeelde deel in de eigendom voor de uitoefening van zijn beroepswerkzaamheid gebruikt wordt. M.a.w. de afschrijfbare basis wordt bepaald in functie van een dubbele beperking: beperking volgens eigendomsaandeel, en beperking volgens beroepsmatig gebruik van het onroerend goed. 1

Tweede geval: als partners gehuwd zijn onder het wettelijk stelsel én het onroerend goed behoort tot het gemeenschappelijk vermogen (tot de huwelijksgemeenschap) en één van de partners gebruikt x% van dat onroerend goed beroepsmatig, dan dient er bij de afschrijvingen enkel rekening te worden gehouden met het beroepsmatig gebruik. In dat specifieke geval is er dus maar één enkele beperking nl. alleen beperking volgens beroepsmatig gebruik van het onroerend goed.2

Die verschillende behandeling komt doordat het onroerend goed in het tweede geval voor 100 % tot het gemeenschappelijk vermogen van de eigenaars behoort en in het eerste geval voor het eigendoms % tot het vermogen van elke mede-eigenaar behoort.

Ongehuwd samenwonenden

Stel dat de ongehuwde partner het in onverdeeldheid toebehorend gebouw - elk voor 50% eigenaar - ten belope van 50% voor zijn beroepswerkzaamheid gebruikt, dan kan de ongehuwde partner die het gebouw beroepsmatig gebruikt afschrijvingen toepassen op 25% (= x eigendoms% x beroeps % = de helft van 50 % ) van de waarde van het goed (Parl. Vr. nr. 675 van de heer Van Hoorebeke dd. 30 april 2001).

Wettelijk samenwonenden

Als een gebouw in onverdeeldheid toebehoort aan twee wettelijk samenwonenden waarbij elk voor de helft mede-eigenaar is, dan kan de wettelijk samenwonende partner die het gebouw voor 50% beroepsmatig gebruikt,  afschrijven op 25% (= x eigendoms% x beroeps % = de helft van 50 % ) van de waarde van het goed (Mondelinge Parl. Vr. nr. 12453 van de heer Luk Van Biesen dd. 6 juli 2016).

Scheiding van goederen

De situatie van twee wettelijke samenwonenden is dezelfde als voor gehuwden die gehuwd zijn onder scheiding der goederen.

Gehuwden onder wettelijk stelsel

Stel dat een gebouw tot het gemeenschappelijk vermogen van twee echtgenoten behoort die gehuwd zijn volgens het wettelijk stelsel en dat één van de echtgenoten het gebouw voor 50 % gebruikt voor de uitoefening van zijn zelfstandige beroepswerkzaamheid, dan mag deze echtgenoot de afschrijvingen op het gebouw voor 50 % aftrekken als beroepskost. (Parl. vraag nr. 907, Van Hoorebeke, 23.05.1997).

Standpunt rechtspraak

De administratie wordt hierin gevolgd door bepaalde rechtspraak.

Zo is er gevonnist dat de afschrijvingen van een onroerend goed dat in onverdeeldheid toebehoort aan twee feitelijke samenwoners en dat door een van hen beroepsmatig wordt aangewend slechts in hoofde van laatstgenoemde aftrekbare afschrijvingen opleveren in de mate dat zijn onverdeeld deel bestemd is tot zijn beroepswerkzaamheid. De belastingplichtige die een goed dat hem voor de helft in onverdeeldheid toebehoort voor 45 % aanwendt voor zijn beroepswerkzaamheid kan dat goed of de aanpassingswerken slechts fiscaal afschrijven ten bedrage van 22,5 %, zijnde de helft van 45% (HvB. Bergen 04.02.2009, 2007/RG/304).

Voor belastingplichtigen die gehuwd zijn onder het stelsel van de scheiding van goederen, en samen een gebouw verwerven waarvan elk 50% eigenaar is, en waarvan 100% van het gebouw gebruikt wordt voor de beroepswerkzaamheid van één van de echtgenoten, moet de aftrek van de kosten in verband met het gebouw worden beperkt tot 50% door de echtgenoot die het gebouw beroepsmatig gebruikt (HvB. Luik,17.03.2004, 203/RG/594; in dezelfde zin Luik 28.04.2010, 2008/RG/1214).

Volgens het Hof van beroep te Gent is bij twee ongehuwd samenwonenden die elk voor 50% eigenaar zijn van een woning die de vrouw voor 33 % beroepsmatig gebruikt, de woning afschrijfbaar voor 16,5%, zijnde 50 % van 33 % (HvB. Gent, 11.12.2012, 2011/AR/1880; in dezelfde zin Gent 15.01.2013).

Oplossing : huren van de partner

Zijn partners gehuwd, wettelijk samenwonenden of vormen ze een feitelijk gezin en is het onroerend goed 100% eigendom van één van de partners, dan kan diegene die het goed beroepsmatig gebruikt slechts afschrijven op voorwaarde dat hij de eigenaar is van dat goed. Een oplossing kan dan gezocht worden in het huren van het onroerend goed van de eigenaar-partner.

Let op. Indien men huur betaalt aan de echtgenote dan is deze huur slechts aftrekbaar indien de huur in rechte verantwoord is, effectief betaald wordt, de persoonlijke eigendom is van de andere echtgenoot, de echtgenoot-eigenaar geen mede-exploitant is (toekenning kan wel) (Com.IB nr. 52/16). 

Besluit : Afschrijvingen op een beroepsmatig gebruikt onroerend goed gebeuren steeds volgens een dubbele beperking: volgens eigendomsaandeel én volgens beroepsgebruik. Als het onroerend goed tot de huwelijksgemeenschap behoort, hoeft er alleen beperkt te worden volgens beroepsgebruik omdat in dat geval het eigendomsaandeel geacht wordt 100% te zijn.

1 Parl. Vr. nr. 675 van de heer Van Hoorebeke dd. 30 april 2001 en Mondelinge Parl. Vr. nr. 12453 van de heer Luk Van Biesen dd. 6 juli 2016

2 Parl. Vr. nr. 907 van de heer Van Hoorebeke dd. 23 mei 1997

Opleidingen personenbelasting

Bent u al geabonneerd op onze fiscale databank?

  • Vind snel antwoorden op uw fiscale vragen. Ontdek de meerwaarde van Practinet voor uw praktijk.

Op de hoogte blijven van onze seminaries?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief