De belastingaangifte voor aanslagjaar 2017 is op 29 maart 2017 verschenen In het Belgisch Staatsblad (tweede editie). De nieuwe aangifte telt 88 nieuwe codes, 13 codes zijn geschrapt. De aangifte telt nu maar liefst 885 codes.

De gewesten hebben volop gebruik gemaakt van hun bevoegdheid om wijzigingen in de gewestelijke belastingverminderingen en belastingkredieten (codes beginnend met 3 en 4) in de vakken IX, X en XI door te voeren. Deze gewestelijke differentiatie wordt in de aangifte AJ 2017 net zoals vorig aanslagjaar opgelost door de invoering van voetnoten, die verduidelijken voor welke inwoner een bepaalde maatregel geldt.

U kan de nieuwe belastingaangifte 2017 hier downloaden (pdf 1mb).

Overzicht van de nieuwe aangifte personenbelasting 2017

Deel 1 van de belastingaangifte 2017

Deel 2 van de belastingaangifte 2017

Belastingaangifte 2017

Deel 1 van de aangifte Personenbelasting 2017

Vak I – Bankrekening, telefoonnummer(s) en emailadres(sen) 

In vak I is in de rubrieken 2 en 3 plaats voorzien om ook het telefoonnummer en het e-mailadres van uw partner te vermelden waarop uw belastingkantoor u kan bereiken.

Vak II – Persoonlijke gegevens en gezinslasten 

Fiscaal co-ouderschap ook mogelijk voor meerderjarige kinderen

Alhoewel vak II formeel geen wijzigingen heeft ondergaan, kunnen in de rubrieken die betrekking hebben op fiscaal co-ouderschap ( B.2 en B.3 ) met ingang van aanslagjaar 2017 nu ook ontvoogde minderjarige kinderen en meerderjarige kinderen, zolang de opleiding van het kind op 1 januari van het aanslagjaar niet voltooid is, opgenomen worden.

De toepassingsvoorwaarde dat de fiscale co-ouderschapsregeling beperkt is tot de kinderen die onder het ouderlijk gezag staan - en stopt bij de leeftijd van 18 jaar - is met ingang van aanslagjaar 2017 immers vervangen door de voorwaarde dat er ten aanzien van die kinderen moet voldaan zijn aan de onderhoudsplicht bepaald in artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek.

Vak IV – Wedden, lonen, werkloosheidsuitkeringen, wettelijke uitkeringen bij ziekte of invaliditeit, vervangingsinkomsten en werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag 

Bezoldigingen voor overuren in de horeca die in aanmerking komen voor de vrijstelling

Met ingang van aanslagjaar 2017 is een nieuwe rubriek A.12 ingevoegd ‘bezoldigingen voor overuren in de horeca die in aanmerking komen voor de vrijstelling’. Deze nieuwe rubriek A.12 wordt opgedeeld in 2 subrubrieken, met name

  • begrensd tot 300 uren (bij werkgevers zonder ‘witte kassa’)
  • begrensd tot 360 uren (bij werkgevers met ‘witte kassa’)

Binnen die 2 subrubrieken wordt dan nog verder onderverdeeld in:

  • gewone bezoldigingen + aantal overuren m.b.t. gewone bezoldigingen
  • achterstallen + aantal overuren m.b.t achterstallen

De nieuwe rubriek A.12 heeft betrekking op de ‘speciale overuren’ die uitbaters van horeca-instellingen die vallen onder het paritair comité voor het hotelbedrijf PC nr. 302 laten presteren door hun eigen voltijds tewerkgestelde werknemers. De hier bedoelde overuren zijn die welke gepresteerd worden om het hoofd te bieden aan een buitengewone vermeerdering van werk of wegens onvoorziene noodzakelijkheid (in de zin van art. 25 en 26 van de Arbeidswet van 16 maart 1971), waarvoor de betrokken werknemer zelf vraagt ze niet met inhaalrust te compenseren én waarvoor geen overwerktoeslag geldt.

Er is een volledige vrijstelling van belasting voor deze “speciale” overuren die in de horecasector worden gepresteerd (art. 38, § 1, eerste lid, 30° WIB 1992). De vrijstelling voor “speciale” overuren is evenwel begrensd tot:

  • 300 overuren per kalenderjaar voor de werknemers tewerkgesteld bij werkgevers die geen gebruik maken van een geregistreerd kassasysteem
  • 360 overuren voor de werknemers tewerkgesteld bij werkgevers die in elke plaats van uitbating gebruik maken van het geregistreerde kassasysteem

Op de loonfiches 281.10 van 2016 zal de horeca-werkgever de toegekende bezoldigingen en eraan gekoppelde overuren m.b.t. ‘speciale overuren’ vermeld hebben in de nieuwe rubriek 21 van de loonfiche. In de aangifte worden deze gegevens overgenomen. Uiteraard is dit om toezicht te houden dat per kalenderjaar de grens van 300 of 360 ‘speciale overuren’ (en dus de vrijstellingsgrens) niet wordt overschreven. Dit kan het geval zijn als de werknemer achtereenvolgens bij verschillende werkgevers ‘speciale overuren’ heeft gepresteerd.

Ingeval uit de aangifte blijkt dat de grens van 300 of 360 overuren is overschreden, zal bij de opmaak van het aanslagbiljet automatisch pro rata het overtreffende deel belast worden.

Aanvullende vergoedingen rubriek IV.D.1 en
Werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag (SWT, vroeger brugpensioen) E.2

De rubriek D.1. a) werd opgesplitst in twee subrubrieken, namelijk aanvullende vergoedingen met een clausule van doorbetaling bij werkhervatting verkregen bovenop:

  • a) 1) werkloosheidsuitkeringen met bedrijfstoeslag (SWT) (= vroeger brugpensioen)
  • a) 2) werkloosheidsuitkeringen die men als volledige werkloze heeft verkregen of had kunnen verkrijgen als men het werk niet had hervat (= Canada Dry regeling of pseudo-brugpensioen).

De subrubriek D.1. a) 1) die geldt voor de SWT-ers is volledig nieuw. Binnen deze subrubriek wordt een bijkomend onderscheid gemaakt voor de gewone vergoedingen, naargelang ze betrekking hebben op:

  • periodes tot 31.12.2015 (en het uiteraard géén achterstallen zijn)
  • periodes vanaf 1.1.2016.

Eenzelfde bijkomend onderscheid vinden we terug in rubriek E.2 a) met betrekking tot de gewone bedrijfstoelagen van SWT-ers. Er worden aparte codes voorzien naargelang de bedrijfstoeslagen betrekking hebben op:

  • periodes tot 31.12.2015 (en het uiteraard géén achterstallen zijn)
  • periodes vanaf 1.1.2016.

Deze wijzigingen zijn een gevolg van de wijziging van het belastingstelsel voor SWT-ers ingevoerd door de programmawet (I) van 26 december 2015, B.S. 30 december 2015, 2de editie.

Werklozen met bedrijfstoeslag (SWT-ers) die het werk hervatten bij een andere werkgever of als zelfstandige in hoofdberoep, moeten geen belastingen meer betalen op de bedrijfstoeslagen en aanvullende vergoedingen die tijdens die periode van werkhervatting doorbetaald worden. Voor de vrijstelling is vereist dat de vergoedingen betrekking hebben op een periode van werkhervatting vanaf 2016.

De vrijgestelde vergoedingen worden in de fiches 281.17 en 281.18 opgenomen in een afzonderlijke rubriek, zonder dat deze moeten worden overgenomen op de aangifte. De vrijstelling is met andere woorden niet de oorzaak van de bijkomende codes op het aangifteformulier.

Samen met de invoering van de vrijstelling werd de gunstige berekening van de belastingvermindering voor vervangingsinkomsten en pensioenen met correctie van het werkhervattingsinkomen geschrapt voor de aanvullende vergoedingen met clausule van doorbetaling bij werkhervatting en de bedrijfstoeslagen die betrekking hebben op periodes vanaf 2016. Dit is de oorzaak van de 12 nieuwe codes.

Opgelet! Deze twee wijzigingen gelden niet voor de zogenaamde Canada Dry-regeling (= pseudo brugpensioen), noch voor aanvullende vergoedingen van SWT-ers zonder clausule van doorbetaling bij werkhervatting.

Werkbonus

De rubriek K ‘werkbonus’ is niet langer opgedeeld in 2 subrubrieken maar te melden in 1 rubriek. Voor AJ 2017 zijn niet langer twee verschillende regimes in een zelfde jaar van toepassing. Vanaf 01.01.2016 is het aanvullend belastingkrediet voor lage lonen voor het hele jaar 2016 28,03 % van de werkbonus. Met ingang van 1 januari 2016 is het maximum aanvullende belastingkrediet voor lage lonen het hele jaar 2016 420,00 EUR (niet-geïndexeerd bedrag) (= maximaal 640,00 EUR voor aanslagjaar 2017).

Werkhervattingsloon

In rubriek L worden de situaties opgesomd wanneer men het werkhervattingsloon moet invullen en welke inkomsten tot het werkhervattingsloon behoren.

Vanaf aanslagjaar 2017 zijn zowel de aanvullende vergoedingen met doorbetalingsclausule in het kader van een SWT als de bedrijfstoeslagen, indien ze betrekking hebben op periodes van werkhervatting vanaf 2016, uit de lijst van situaties verdwenen (zie hierboven IV.D.1 en E.2).

De belastingplichtige SWT-er of genieter van een Canda Dry-regeling die het werk heeft hervat moet het werkhervattingsloon in rubriek L invullen als hij een van onderstaande vergoedingen heeft ontvangen:

  • aanvullende vergoedingen bovenop de bedrijfstoeslag in het kader van SWT met clausule van doorbetaling bij werkhervatting voor periode vóór 1.1.2016 : D, 1, a), 1), a, 1 of D, 1, a), 1), c
  • aanvullende vergoedingen in het kader van een Canada Dry-regeling met clausule van doorbetaling bij werkhervatting : D, 1, a), 2)
  • bedrijfstoeslagen voor de periodes van vóór 2016 : E, 2, a), 1) of E, 2, b).

Vak V – Pensioenen 

Achterstallen overgangsuitkering volgen zelfde fiscaal regime als achterstallen overlevingspensioenen

In vak V is de rubriek A.1. e) achterstallen van overlevingspensioenen aangevuld met de omschrijving ‘en overgangsuitkeringen’ (*231).

Sinds 1 januari 2015 hebben weduwen en weduwnaars die jonger zijn dan 45 jaar niet langer recht op een overlevingspensioen, maar wel op een overgangsuitkering gedurende 12 maanden (zonder kinderlast) of 24 maanden (met kinderlast). De overlevende huwelijkspartner kan de overgangsuitkering onbeperkt cumuleren met een beroepsactiviteit en sociale uitkeringen.

Aangezien in 2016 voor het eerst achterstallen inzake overgangsuitkeringen kunnen uitbetaald zijn en overgangsuitkeringen fiscaal onder hetzelfde regime gecatalogeerd worden als het overlevingspensioen, kunnen achterstallen van overgangsuitkeringen dus onder dezelfde rubriek als achterstallen van overlevingspensioenen worden aangegeven in de aangifte.

Gewone bedrijfsvoorheffing en vervroegde inning van de taks op het langetermijnsparen.

In vak V is de rubriek van de bedrijfsvoorheffing nog steeds opgesplitst in twee subrubrieken maar de benamingen zijn gewijzigd:

  • gewone bedrijfsvoorheffing (in plaats van benaming verrekenbaar en terugbetaalbaar) (*225)
  • vervroegde inning van de taks op het langetermijnsparen (in plaats van verrekenbaar maar niet terugbetaalbaar) (*425).

Inhoudelijk is er in de huidige stand van de wetgeving niets gewijzigd.

Vak VII – Inkomsten van kapitalen en roerende goederen 

In rubriek VII.A.1 en in rubriek VII.2 a), b) en d) zijn telkens 3 dezelfde wijzigingen terug te vinden:

  1. Door de verhoging van de algemene aanslagvoet in de PB en in de RV van 25% naar 27%, zijn de codes van vorig jaar die gekoppeld waren aan dat tarief van 25%, voor aanslagjaar 2017 behouden gebleven maar kregen die codes een andere inhoud nl. tarief van 27%. Het tarief van 25% kan immers niet voorkomen voor inkomstenjaar 2016.
     
  2. De aanslagvoet van 15% in de PB en in de RV is algemeen gestegen vanaf 01.01.2016 naar 17% maar toch zijn er 3 uitzonderingen waar het tarief 15% is gebleven (gereglementeerde spaardeposito’s, Leterme staatsbons en dividenden uit de winstverdeling van het derde boekjaar na dat van inbreng van nieuwe aandelen uitgegeven door kleine vennootschappen vanaf 01-07-2013).
     
    Gevolg is dat de codes gelinkt aan 15% RV of PB behouden zijn gebleven en gekoppeld blijven aan het tarief van 15%. Nieuwe codes voor het tarief van 17% zijn dan bijkomend ingevoerd moeten worden (van toepassing wanneer het gestort kapitaal gevormd na de vastklikoperatie van art. 537 WIB 1992 door een grote vennootschap binnen de vier jaar na die kapitaalverhoging werd terugbetaald en ook van toepassing wanneer dividenden uit liquidatiereserves worden toegekend binnen de vijf jaar na afsluitdatum van aanleg).
     
  3. De aanslagvoet van 5% in de PB en in de RV is ingevoerd voor wanneer het gestort kapitaal gevormd na de vastklikoperatie van art. 537 WIB 1992 door een kleine vennootschap in het vierde jaar na de kapitaalverhoging werd terugbetaald. Omdat dit voor het eerst mogelijk is in inkomstenjaar 2016 verschijnen nu dus ook nieuwe codes met een 5% PB of RV tarief.

Vak IX – Intresten en kapitaalaflossingen van leningen en schulden, premies van individuele levensverzekeringen en erfpacht- of opstalvergoedingen of gelijkaardige vergoedingen, die recht geven op een belastingvoordeel 

Opmerkelijk is dat men in vak IX voor de uitgaven m.b.t. de eigen woning blijft vasthouden aan een gemeenschappelijk vak voor alle drie de gewesten, niettegenstaande de gewestelijke differentiatie voor leningen afgesloten in 2016 zegeviert.

Dat zorgt voor een overvloed aan codes die eens wel en dan weer niet kunnen ingevuld worden, naargelang het gewest waar men zijn fiscale woonplaats heeft op 1-1-2017. Via voetnoten wordt duidelijk gemaakt voor welke inwoner welke codes mogelijk zijn als er gewestelijke verschillen zijn.

Het vak IX.B. uitgaven m.b.t de eigen woning begint niet meer met de traditionele gewestelijke woonbonus, maar met dé nieuwigheden die respectievelijk door het Vlaamse en het Waalse gewest zijn ingevoerd: de Vlaamse geïntegreerde woonbonus (rubriek IX.B.1) en de Waalse Chèque-habitat (rubriek IX.B.2).

Vlaamse geïntegreerde woonbonus (rubriek IX.B.1)

Voor leningen afgesloten in 2016 en eraan gekoppelde schuldsaldoverzekeringen is enkel het stelsel van de Vlaamse geïntegreerde woonbonus mogelijk, uiteraard voor zover de voorwaarden daartoe vervuld zijn. Het Vlaams langetemijnsparen, de Vlaamse vermindering voor gewone interesten, en de Vlaamse vermindering voor verrekening OV zijn voor leningen en verzekeringen afgesloten in 2016 definitief afgeschaft.

Wie in 2016 leent voor de eigen, maar op 31-12-2016 niet enige woning, geniet mogelijks van de Vlaamse geïntegreerde woonbonus, maar dan wel beperkt tot het basisbedrag van 1 520,00 EUR. Is dat op 31-12-2016 wel de enige woning, dan komt daar nog een toeslag bovenop van 760,00 EUR of 760,00 + 80,00 (dat laatste ingeval ook minstens 3 kinderen ten laste op 1-1-2017).

Vandaar dat bovenop de nieuwe codes 3334-4334 m.b.t. kapitaalaflossingen en interesten en de codes 3335-4335 m.b.t. premies, met het oog op het vaststellen van de maximumkorf Vlaamse geïntegreerde woonbonuskorf ook de controlevraag werd ingelast: Was de woning waarvoor die leningen zijn aangegaan uw enige woning op 31.12.2016?

Waalse chèque-habitat (rubriek IX.B.2)

Hypothecaire leningen afgesloten in 2016 en eraan gekoppelde schuldsaldoverzekeringen voor het aankopen of bouwen van de eigen enige woning, geven mogelijks recht op de chèque-habitat. De chèque-habitat is een terugbetaalbaar belastingkrediet in functie van inkomen en kinderlast, beperkt tot de werkelijk betaalde kapitaalaflossingen, interesten en premies.

Vandaar de nieuwe codes 3338-4338 m.b.t. de kapitaalaflossingen en interesten en de nieuwe codes 3339-4339 m.b.t. de verzekeringspremies. Hier geen controlevragen omdat het per definitie op 31.12.2016 de enige woning voor de belastingplichtige moest zijn wil men recht openen op de chèque-habitat. En de kinderlast wordt rechtstreeks gehaald uit vak II.

Gewestelijke gewone woonbonus (rubriek IX.B.3)

Rubriek IX.B.3 is voorbehouden voor uitgaven die in aanmerking komen voor de gewestelijke ‘gewone’ woonbonus.

Er werd een subrubriek a) ingevoegd voor hypothecaire leningen afgesloten in 2016. Het Brusselse gewest blijft immers de gewone woonbonus toekennen voor hypothecaire leningen afgesloten in 2016 en eraan gekoppelde schuldsaldoverzekeringen voor de enige eigen woning. Die rubriek kan bij specifieke overgangsregeling ook nog ingevuld worden door de Waalse inwoner.

Bij de gewone woonbonus voor leningen gesloten in 2016 komen geen controlevragen voor omdat het per definitie de enige woning is van de belastingplichtige op 31.12.2016 en dat de kinderlast gekend is via het vak II van de aangifte.

In subrubriek b) dat betrekking heeft op hypothecaire leningen afgesloten in 2015 en eraan gekoppelde schuldsaldoverzekeringen zijn met het oog op de bepaling van de maximum woonbonuskorf twee controlevragen ingelast:

  1. De inlassing van een nieuwe JA/NEEN controlevraag: Was de woning waarvoor die lening (van 2015) was aangegaan nog altijd uw enige woning op 31.12.2016?
  2. Het aantal kinderen ten laste op 1.1.2016.

Reden hiervoor is dat de toeslag voor enige woning en de bijkomende toeslag voor grote kinderlast in 2016 alleen nog maar toegepast worden als die woning nog steeds de enige woning was van de belastingplichtige op 31.12.2016. Input hieromtrent en over de kinderlast op 1.1.2016 was dus nodig.

Subrubriek c) is dan voorbehouden voor leningen afgesloten van 2005 tot 2014 en eraan gekoppelde schuldsaldoverzekeringen.

Aparte subrubriek voor leningen afgesloten in 2016 in rubrieken IX.B.4, IX.B.5 en IX.B.6

De reden voor die afzondering is te vinden in het feit dat het Vlaamse gewest die voordelen niet meer toekent.

In de rubriek IX.B.4 van de interesten die in aanmerking komen voor de gewestelijke belasting vermindering voor bijkomende interesten voor verbouwing is een nieuwe subrubriek ingevoegd voor de interesten van leningen afgesloten in 2016 (codes 3135-4135). Die rubriek kan alleen ingevuld worden door de Brusselse inwoner.

In de rubriek IX.B.4 van de gewone interesten die in aanmerking komen voor gewestelijke belasting vermindering is een nieuwe subrubriek ingevoegd voor de interesten van leningen afgesloten in 2016 (code 3153). Die rubriek kan alleen ingevuld worden door de Brusselse en de Waalse inwoner.

In de rubriek IX.B.5 van de kapitaalaflossingen die in aanmerking komen voor gewestelijke belasting vermindering langetermijnsparen is een nieuwe subrubriek ingevoegd voor de kapitaalaflossingen van leningen afgesloten in 2016 (codes 3363-4362). Die rubriek kan alleen ingevuld worden door de Brusselse en de Waalse inwoner.

In de rubriek IX.B.6 van de premies van individuele levensverzekeringen die in aanmerking komen voor gewestelijke belasting vermindering langetermijnsparen is een nieuwe subrubriek ingevoegd voor de contracten afgesloten in 2016 (codes 3347-4347). Die rubriek kan alleen ingevuld worden door de Brusselse en de Waalse inwoner.

Betaalde erfpacht- en opstalvergoedingen of gelijkaardige vergoedingen (rubriek IX.B.7)

In rubriek IX.B.7 werd een aparte subrubriek voorzien voor de betaalde erfpacht- en opstalvergoedingen of gelijkaardige vergoedingen m.b.t contracten gesloten in 2016. Reden van die afzondering is dat het Waalse gewest geen fiscaal voordeel meer toekent voor dergelijke vergoedingen m.b.t contracten gesloten vanaf 2016.

Overzicht van de fiscale voordelen per Gewest:

VLAAMS GEWEST Leningen vóór 2015 Leningen in 2015 Leningen in 2016
  Voordeel Aangifte Voordeel Aangifte Voordeel Aangifte
Vlaamse Geïntegreerde woonbonus   -   -   -   - 40% 3334
3335
Vlaamse Woonbonus marg.T.
min. 30%
3370
3371
40% 3360/3361   -   -
Belast(-) bijkomende interesten marg.T.
min. 30%
3138
3139
  -   -   -   -
Belast(-) bouwsparen KAP marg.T.
min. 30%
3355
3356
3357
  -   -   -   -
Belast(-) bouwsparen LV marg.T.
min. 30%
3351
3352
  -   -   -   -
Belast(-) langetermijnsparen KAP 30% 3358 30% 3358   -   -
Belast(-) langetermijnsparen LV 30% 3353
3354
30% 3353
3354
  -   -
Belast(-) gewone interesten marg.T.
min. 30%
3152
3146
40% 3151
3150
  -   -
Belast(-) erfpacht-, opstalvergoed. of gelijkaardige vergoedingen marg.T.
min. 30%
3147 40% 3143 40% 3154
Belast(-) verrekening OV 12,50% 3146 12,50% 3150   -   -

 

WAALS GEWEST Leningen vóór 2015 Leningen  in 2015 Leningen  in 2016
  Voordeel Aangifte Voordeel Aangifte Voordeel Aangifte
Waalse chèque habitat   -   -   -   - krediet 3338
3339
Waalse Woonbonus marg.T.
min. 30%
3370
3371
40% 3360
3361
40% 3342 (*)
3343 (*)
Belast(-) bijkomende interesten nieuwbouw marg.T.
min. 30%
3138 40% 3133 40% 3133 (*)
Belast(-) bijkomende interesten verbouwing marg.T.
min. 30%
3139 40% 3134   -   -
Belast(-) bouwsparen KAP marg.T.
min. 30%
3355
3356
3357
40% 3359 40% 3359 (*)
Belast(-) bouwsparen LV marg.T.
min. 30%
3351
3352
40% 3350 40% 3350 (*)
Belast(-) langetermijnsparen KAP 30% 3358 30% 3358 30% 3362 (*)
Belast(-) langetermijnsparen LV 30% 3353
3354
30% 3353
3354
30% 3347 (*)
Belast(-) gewone interesten marg.T.
min. 30%
3152
3146
  -   -   -   -
Belast(-) erfpacht-, opstalvergoed. of gelijkaardige vergoedingen marg.T.
min. 30%
3147 40% 3143   -   -
Belast(-) verrekening OV 12,50% 3146 12,50% 3150 12,50% 3153 (*)

(*) in theorie enkel mogelijk in een specifieke overgangsregeling

 

BRUSSELS GEWEST Leningen vóór 2015 Leningen in 2015 Leningen in 2016
  Voordeel Aangifte Voordeel Aangifte Voordeel Aangifte
Brusselse Woonbonus marg.T.
min. 30%
3370
3371
45% 3360
3361
45% 3342
3343
Belast(-) bijkomende interesten nieuwbouw marg.T.
min. 30%
3138 45% 3133 45% 3133
Belast(-) bijkomende interesten verbouwing marg.T.
min. 30%
3139 45% 3134 45% 3135
Belast(-) bouwsparen KAP marg.T.
min. 30%
3355
3356
3357
45% 3359 45% 3359
Belast(-) bouwsparen LV marg.T.
min. 30%
3351
3352
45% 3350 45% 3350
Belast(-) langetermijnsparen KAP 30% 3358 30% 3358 30% 3362
Belast(-) langetermijnsparen LV 30% 3353
3354
30% 3353 30% 3347
Belast(-) gewone interesten marg.T.
min. 30%
3152
3146
  -   -   -   -
Belast(-) erfpacht-, opstalvergoed. of gelijkaardige vergoedingen marg.T.
min. 30%
3147 45% 3143 45% 3154
Belast(-) verrekening OV 12,50% 3146 12,50% 3150 12,50% 3153

Vak X – (Uitgaven die recht geven op) belastingverminderingen 

Structuur en gewestelijke differentiëring

Net als vorig aanslagjaar is het vak X opgedeeld in gewestelijke en federale belastingverminderingen. De gewestelijke belastingverminderingen herkent men zoals vorig jaar met begincode 3 en 4, en de federale belastingverminderingen met begincode 1 en 2.

Ook dit aanslagjaar wordt in vak X gewerkt met voetnoten om de differentiëring in gewestelijke regelgeving weer te geven. Dit is zo bij de uitgaven voor:

  • onderhoud en restauratie van beschermde eigendommen die recht geven op een gewestelijke belastingvermindering,
  • de gewestelijke belastingvermindering voor uitgaven voor dienstencheques,
  • de gewestelijke belastingvermindering voor dakisolatie-uitgaven in een woning,
  • de gewestelijke belastingvermindering voor uitgaven voor de vernieuwing van een woning verhuurd via een sociaal verhuurkantoor en
  • de in het kader van Vlaamse geregistreerde renovatieovereenkomsten ter beschikking gestelde bedragen die in aanmerking komen voor belastingvermindering.

Om te weten onder welke gewestelijke reglementering de belastingplichtige valt, moet men kijken van welk gewest men inwoner is, lees: in welk gewest men op 01-01-2017 zijn fiscale woonplaats had.

Niet door subsidies gedekt gedeelte van de uitgaven voor onderhoud en restauratie van beschermde eigendommen

De gewestelijke belastingvermindering voor uitgaven voor onderhoud en restauratie van beschermde eigendommen kan alleen nog genoten worden door een inwoner die op 01-01-2017 zijn fiscale woonplaats heeft in het Vlaamse of Waalse gewest. Het Brusselse gewest heeft deze belastingvermindering afgeschaft vanaf aanslagjaar 2017.

Dienstencheques en PWA-cheques

De rubrieken van de dienstencheques en PWA-cheques die een gewestelijke belastingvermindering kunnen opleveren, zijn formeel niet gewijzigd t.o.v. aanslagjaar 2016.

Het geheel aan (gecorrigeerde) uitgaven voor dienstencheques en PWA-cheques is in de 3 gewesten nog steeds gelijk zijnde maximaal 1 410,00 EUR voor aanslagjaar 2017 maar het tarief van de belastingvermindering voor dienstencheques en pwa-cheques heeft het Brusselse gewest voor aanslagjaar 2017 teruggebracht van 30% naar 15%. In het Vlaamse en Waalse gewest is het tarief van de belastingvermindering ongewijzigd 30% gebleven.

Belastingverminderingen voor uitgaven voor dakisolatie in een woning die op 31 december van het jaar van het begin van de werken ten minste 5 jaar in gebruik genomen was

In rubriek K is de benaming veranderd van belastingvermindering voor energiebesparende uitgaven in belastingvermindering voor dakisolatie-uitgaven, wat logisch is gezien het nog de enige energiebesparende uitgave in 2016 is waarvoor mogelijks nog een belastingvermindering kan worden genoten.

In de rubriek K zijn de subrubrieken m.b.t. de overgedragen belastingverminderingen voor in 2012 betaalde uitgaven niet meer terug te vinden. Reden hiervoor is dat de driejarige overdrachtstermijn voor in 2012 betaalde uitgaven in 2015 op zijn einde liep.

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft de gewestelijke belastingvermindering voor dakisolatie-uitgaven in een woning afgeschaft vanaf aanslagjaar 2017. De code 3317 kan dus niet meer ingevuld worden door de belastingplichtige die op 01-01-2017 zijn fiscale woonplaats had in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waar ook de woning gelegen is waarvoor in 2016 dakisolatie-uitgaven zijn betaald.

Belastingvermindering voor uitgaven van de vernieuwing van een woning verhuurd via een sociaal verhuurkantoor

Wanneer een belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder of vruchtgebruiker is, van een in België gelegen woning die minstens 15 jaar oud is en deze woning door een aannemer laat vernieuwen waarbij de totale kostprijs inclusief btw van de vernieuwingswerken een bepaald minimumbedrag bereikt (voor aanslagjaar 2017 : 11.520 EUR) en die woning na vernieuwing verhuurt via een sociaal verhuurkantoor, kan hij een gewestelijke belastingvermindering genieten van 5% van de vernieuwingswerken (met een maximum van 1 150,00 EUR per woning voor aanslagjaar 2017: 1 150,00 EUR), en dit gedurende 'negen opeenvolgende belastbare tijdperken'.

Het Brussels gewest heeft deze belastingvermindering afgeschaft weliswaar met een overgangsregel. De belastingvermindering kan door de Brusselse inwoner wel nog genoten worden voor uitgaven gedaan vóór 2016. Aangezien de belastingvermindering loopt over een termijn van negen opeenvolgende belastbare tijdperken, wil men de Brusselse inwoner de resterende termijn nog laten uitdoen voor de vernieuwingsuitgaven gedaan vóór 2016.

Belastingverminderingen voor uitgaven voor de beveiliging van een woning tegen inbraak of brand is niet meer terug te vinden in de aangifte aanslagjaar 2017

In navolging van het Vlaams Gewest en het Waals Gewest die de gewestelijke belastingvermindering voor uitgaven voor de beveiliging van een woning tegen inbraak of brand reeds afgeschaft hebben sinds aanslagjaar 2016, heeft nu ook het Brussels Hoofdstedelijk Gewest deze belastingvermindering afgeschaft vanaf aanslagjaar 2017. Gevolg is dat deze rubriek niet meer voorkomt in de aangifte van aanslagjaar 2017 en de volgende belastingverminderingen één letter vooruit zijn opgeschoven.

Betalingen voor het verwerven van nieuwe aandelen van startende kleine vennootschappen

De subrubriek J.3. ‘Terugname van de voorheen werkelijk verkregen belastingvermindering door de vervroegde overdracht van aandelen in 2016’ is toegevoegd.

In 2015 kon men voor het eerst voor betalingen voor het verwerven van nieuwe aandelen van startende kleine vennootschappen uitgegeven vanaf 1 juli 2015 een federale belastingvermindering genieten (art. 145/26 WIB 92). Dit wordt ook wel eens de ‘taks shelter voor startende ondernemingen’ genoemd. De genoten belastingvermindering is maar definitief op voorwaarde dat de belastingplichtige de betrokken aandelen in zijn bezit houdt gedurende 48 maanden.

In geval de belastingplichtige in 2015 die belastingvermindering heeft genoten en reeds in 2016 die betrokken aandelen overgedragen heeft (bv door verkoop of schenking) maar anders dan bij overlijden, zal hij hiervoor in 2016 gesanctioneerd worden onder de vorm van een federale belastingvermeerdering ten belope van de effectief genoten belastingvermindering voor verwerving van aandelen × 1/48 × het aantal volle maanden vanaf de datum van overdracht tot het einde van de periode van 48 maanden. Dit bedrag van de belastingvermeerdering moet de belastingplichtige zelf uitrekenen en vermelden in de code 1328-30/2328-97 van de aangifte.

We merken op dat onder “overgedragen” eveneens wordt bedoeld, de sluiting van de vereffening van de vennootschap waarin werd geïnvesteerd, met uitzondering van de sluiting van de vereffening van de vennootschap die het gevolg is van de faillietverklaring van de vennootschap waarin werd geïnvesteerd.

Vak XI – Bedragen die in aanmerking komen voor een belastingkrediet 

De benaming van vak XI is aangepast omdat het belastingkrediet m.b.t. de Vlaamse winwinlening in 2016 zijn tegenhanger heeft gekregen in het belastingkrediet m.b.t. de Waalse Coupe de Pouce lening.

In het kader van de Vlaamse Winwinlening worden particulieren (inwoners van het Vlaamse gewest) aangemoedigd om een achtergestelde lening met een looptijd van acht jaar te verstrekken aan kmo’s met een exploitatiezetel in het Vlaamse gewest. Particulieren die op die manier gedurende een looptijd van acht jaar tot € 50.000 lenen aan een kmo/kmo’s, krijgen jaarlijks een belastingvermindering van 2,5% op het rekenkundig gemiddelde van de uitgeleende sommen op 1.1 en 31.12 van het belastbaar tijdperk. Een kmo kan zo tot een bedrag van € 200.000 Winwinleningen aangaan. Als de kmo de lening niet kan terugbetalen, krijgt de kredietgever 30% van het verschuldigde bedrag terug via een eenmalig belastingkrediet.

In tegenstelling tot de Vlaamse Winwinlening, kan de Waalse variant – voor de Waalse inwoner - enkel worden toegekend na 1 januari 2016 (voor 4 jaar, 6 jaar of 8 jaar) aan kmo’s met een exploitatiezetel in het Waalse gewest die minder dan vijf jaar zijn ingeschreven bij de Kruispuntbank van Ondernemingen of bij een organisme van sociale zekerheid. Tevens kan de kmo slechts € 100.000 onder het regime lenen. De kredietgever maakt aanspraak op een belastingvermindering van 4% op het rekenkundig gemiddelde van de uitgeleende sommen op 1.1 en 31.12 van het belastbaar tijdperk tijdens de eerste vier belastbare tijdperken vanaf het tijdperk waarin de lening is gesloten. Voor de volgende belastbare tijdperken betreft het 2,5%. De kredietgever krijgt geen belastingkrediet indien de kmo niet in staat blijkt de lening terug te betalen.

Met het oog op het verkrijgen van het belastingkrediet van 4% voor in 2016 gesloten Coup de pouce lening(en), dient de belastingplichtige het uitstaande saldo op 31.12.2016 van de uitgeleende bedragen in het kader van Coup de Pouce leningen te vermelden in de code 3386-09/4386-76 en tevens de datum(s) te vermelden waarop de geldmiddelen ter beschikking werden gesteld van de kmo(‘s).

Aangezien het belastingkrediet voor Coupe de pouce leningen een Waals belastingkrediet is, en om de systematiek van de voetnoten bij gewestelijke verschillen aan te houden, werd de voetnoot ‘rubriek alleen bestemd voor het Waalse gewest’ ingelast.

Vak XIV – Rekeningen en individuele levensverzekeringen in het buitenland, juridische constructies en leningen aan startende kleine vennootschappen 

De benaming van vak XIV en ook in de controlevraag gesteld in subrubriek XIV.D is gewijzigd van leningen aan startende kleine ‘ondernemingen’ in leningen aan startende ‘vennootschappen’.

De Programmawet van 10 augustus 2015 (BS 18.08.2015) voorzag in een tijdelijke vrijstelling (RV en PB) van interesten m.b.t. de eerste schijf van 9.965 EUR (nog te indexeren) (15.000 EUR voor aanslagjaar 2017) van bepaalde leningen verstrekt vanaf 1.8.2015 aan startende kmo’s (vennootschappen en natuurlijke personen-ondernemers) voor zover het uitlenen gebeurt met tussenkomst van een erkend crowdfundingplatform, en voor zover alle andere voorwaarden voldaan zijn (art. 21, eerste lid, 13°). Met oog op het onderzoek van het respecteren van de grens werd vorig jaar reeds in subrubriek XIV.D een controlevraag ingevoerd naar het aantal door de belastingplichtige verstrekte leningen aan dergelijke kmo’s.

Vanaf aanslagjaar 2017 geldt die fiscale maatregel niet meer voor leningen verstrekt aan “natuurlijke personen startende ondernemingen” Het belastingvoordeel geldt dus enkel nog als de kredietnemer een ‘startende’ kleine 'vennootschap' is. Met ‘startende’ bedoelt men nog steeds dat de kredietnemer-vennootschap ten hoogste 48 maanden ingeschreven mag zijn in de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO), of in een gelijkaardig register in een andere lidstaat van de EER.

Bijgevolg moet de belastingplichtige subrubriek XIV.D voor aanslagjaar 2017 enkel nog het aantal leningen aan startende kleine vennootschappen verstrekt van 1.8.2015 tot 31.12.2016 in zijn aangifte opnemen.

Ook voor aanslagjaar 2017 zal het aantal aangiften waarin die rubriek D zal ingevuld worden klein zijn, aangezien het wettelijk kader van een erkend crowdfundingplatform pas eind 2016 is gecreëerd en de toekenning van die leningen verplicht moet gebeuren via een erkend crowdfundingplatform.

Deel 2 van de aangifte Personenbelasting 2017

Vak XVI – Diverse inkomsten 

Vergoedingen voor ontbrekende coupon of ontbrekend lot

Hier zijn dezelfde 3 wijzigingen terug te vinden als de wijzingen in vak VII.

In de rubrieken A.1.b (niet verplicht aan te geven vergoeding voor ontbrekende coupon of ontbrekend lot) en A.2.e ( verplicht aan te geven vergoeding voor ontbrekende coupon of ontbrekend lot) zijn de codes die gekoppeld waren aan het tarief van 25%, behouden gebleven maar kregen voor aanslagjaar 2017 een andere inhoud : voor aanslagjaar 2017 worden ze niet langer gekoppeld aan een aanslagvoet RV of PB van 25% maar wel van 27%.

In de rubrieken A.1.b (niet verplicht aan te geven vergoeding voor ontbrekende coupon of ontbrekend lot) en A.2.e ( verplicht aan te geven vergoeding voor ontbrekende coupon of ontbrekend lot) zijn telkens ook twee subrubrieken toegevoegd. Naast belastbaar tegen 27% , tegen 20%, tegen 15 % en tegen 10% duiken nu ook de tarieven van 17 % en 5% op. De vergoedingen voor ontbrekende coupon of ontbrekend lot zijn immers in beginsel onderworpen aan de toepasbare aanslagvoet op de inkomsten van roerende goederen en kapitalen waarop die vergoedingen betrekking hebben. Aangezien op de onderliggende effecten een tarief mogelijk is van 17% of van 5%, was uitbreiding nodig.

Meerwaarden verwezenlijkt op de ‘snelle’ overdracht van beursgenoteerde aandelen, opties, warrants en andere financiële instrumenten

Zowel bij de niet verplicht aan te geven diverse inkomsten van roerende aard (rubriek XVI.A. 1) als bij de verplicht aan te geven diverse inkomsten van roerende aard (rubriek XIV.A.2) is een subrubriek ingevoegd om meerwaarden te vermelden waarop de speculatiebelasting van toepassing is.

Op de meerwaarden die natuurlijke personen vanaf 1.1.2016 buiten het uitoefenen van hun beroepswerkzaamheid verwezenlijken bij de 'snelle' overdracht van beursgenoteerde aandelen, opties, warrants of andere financiële instrumenten op onderliggen beursgenoteerde aandelen is de speculatiebelasting van toepassing. Met 'snelle' overdracht wordt bedoeld de overdracht onder bezwarende titel minder dan zes maanden na verkrijging onder bezwarende titel.

Voor de berekening van de grondslag van de speculatiebelasting wordt enkel rekening gehouden met ‘meerwaarden’, niet met ‘minderwaarden’. Een belangrijke uitzondering op dit compensatieverbod is de situatie waarin ten aanzien van financiële instrumenten met eenzelfde ISIN code, bij éénzelfde bepaalde verrichting van overdracht enerzijds meerwaarden worden verwezenlijkt op een deel van die sinds zes maanden verworven instrumenten, en anderzijds eveneens minderwaarden worden verwezenlijkt op een ander deel van die ook sinds zes maanden verworven instrumenten: die minderwaarden mogen dan met de meerwaarden gecompenseerd worden. Enkel de nettosom is belastbaar. Met dien verstande dat de totale nettosom niet lager dan nul kan zijn. En dat men niet kan kiezen welke financiële instrumenten men in aanmerking neemt: steeds moet de lifo-methode worden toegepast.

De beoogde ‘netto’meerwaarden worden afzonderlijk belast tegen 33%. Globalisatie is niet mogelijk, ook al zou dit voordeliger zijn. Op de speculatiebelasting is geen aanvullende gemeente- of agglomeratiebelasting verschuldigd.

De belasting moet bij wijze van roerende voorheffing worden ingehouden, telkens een in België gevestigde tussenpersoon op enige wijze tussen beide komt bij de overdrachten die de speculatiebelasting van toepassing maken.

Ingeval de roerende voorheffing daadwerkelijk ingehouden is, werkt deze bevrijdend. Dit wil zeggen dat de gerealiseerde netto meerwaarden in dat geval niet op het aangifteformulier in de personenbelasting moeten worden vermeld. De belastingplichtige is echter vrij om deze toch in zijn aangifte op te nemen (codes 1182-2182). Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn waarin de belastingplichtige zijn gewestelijke belastingverminderingen niet volledig kan aanrekenen op de belasting op zijn inkomsten die niet behoren tot de roerende inkomstenbox waardoor hij toch nog (een deel) van de speculatiebelasting kan recupereren via facultatieve aangifte van de meerwaarden.

De aangifteplicht bestaat daarentegen wel wanneer de verwezenlijkte en belastbare meerwaarden niet daadwerkelijk de roerende voorheffing hebben ondergaan (codes 1183-2183) bv. in het geval van buitenlandse effecten die rechtstreeks in het buitenland zijn gerealiseerd zonder tussenkomst van een in België gevestigde tussenpersoon.

Vak XVII – Bezoldigingen van bedrijfsleiders 

De rubriek 16 ‘werkbonus’ is niet langer opgedeeld in 2 subrubrieken maar te melden in 1 subrubriek met name in de code *419 doordat niet langer twee verschillende regimes in een zelfde jaar van toepassing zijn. Vanaf 01.01.2016 is het aanvullend belastingkrediet voor lage lonen 28,03 % van de werkbonus. Met ingang van 1 januari 2016 is het maximum aanvullende belastingkrediet voor lage lonen 420,00 EUR (niet-geïndexeerd bedrag) (= maximaal 640,00 EUR voor aanslagjaar 2017).

In rubriek 17 worden de situaties – die voor aanslagjaar 2017 aangepast zijn n.a.v. de wijzigingen inzake aanvullende vergoedingen en bedrijfstoeslag zie hierboven IV.D.1 en E. - opgesomd wanneer men de werkhervattingsbezoldiging die de belastingplichtige verkregen heeft van de vennootschap waar hij het werk heeft hervat, moet vermelden en wat daaronder begrepen wordt.

Vak XVIII – Winsten 

In rubriek 16 worden de situaties – die voor aanslagjaar 2017 aangepast zijn n.a.v. de wijzigingen inzake aanvullende vergoedingen en bedrijfstoeslag zie hierboven IV.D.1 en E. - opgesomd wanneer men het werkhervattingsinkomen uit een nieuwe zelfstandige activiteit, moet vermelden en wat daaronder begrepen wordt.

Vak XIX – Baten van vrije beroepen 

In rubriek 16 worden de situaties – die voor aanslagjaar 2017 aangepast zijn n.a.v. de wijzigingen inzake aanvullende vergoedingen en bedrijfstoeslag zie hierboven IV.D.1 en E. - opgesomd wanneer men het werkhervattingsinkomen uit een nieuwe zelfstandige activiteit, moet vermelden en wat daaronder begrepen wordt.

Vak XXII - Winsten en baten van een vorige beroepswerkzaamheid 

In rubriek 8 worden de situaties – die voor aanslagjaar 2017 aangepast zijn n.a.v. de wijzigingen inzake aanvullende vergoedingen en bedrijfstoeslag zie hierboven IV.D.1 en E. - opgesomd wanneer men het werkhervattingsinkomen uit een nieuwe zelfstandige activiteit, moet vermelden en wat daaronder begrepen wordt.

Opleidingen personenbelasting

Bent u al geabonneerd op onze fiscale databank?

  • Vind snel antwoorden op uw fiscale vragen. Ontdek de meerwaarde van Practinet voor uw praktijk.

Op de hoogte blijven van onze seminaries?

Schrijf je in voor onze nieuwsbrief